54. Het is immers belangrijk voor ogen te houden dat de kinderen van Alopka, als Franse onderdanen, een onvoorwaardelijk recht hebben om naar Frankrijk te gaan en daar te verblijven, in het bijzonder op grond van artikel 21 VWEU en op grond van een beginsel van internationaal recht (...).In rechtsoverweging 54 verwijst AG Mengozzi naar de zaak McCarthy t VK waarin het EU Hof van Justitie heeft overwogen dat een beginsel van internationaal recht (...) dat het recht van de Unie in de betrekkingen tussen de lidstaten niet kan worden geacht te miskennen zich ertegen verzet dat een lidstaat zijn eigen staatsburgers het recht van toegang tot zijn grondgebied en verblijf aldaar op welke grond ook ontzegt en dat het beginsel zich er tevens tegen verzet dat deze lidstaat zijn staatsburgers van zijn grondgebied verwijdert, hen het verblijf op dat grondgebied weigert of het van voorwaarden afhankelijk stelt [EU HvJ, MccCarthy t VK, 5 mei 2011, C-434/09].
55. Bijgevolg kan het besluit van de Luxemburgse autoriteiten dat Alopka en – feitelijk – haar kinderen beveelt het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg te verlaten hen niet verplichten het grondgebied van de Unie als geheel te verlaten. Als moeder en als persoon die sedert de geboorte van de kinderen alléén daadwerkelijk zorg voor hen draagt, heeft Alopka zelf een afgeleid recht om op het Franse grondgebied te verblijven.
In de zaak McCarthy t VK ontleent een unieburger het recht om terug te keren naar zijn lidstaat van herkomst aan internationaal recht. Volgens AG Mengozzi in de zaal Alopka t Luxemburg ontleent een unieburger dat recht in het bijzonder aan het unierecht. Daarom heeft Alopka een afgeleid recht op verblijf in de lidstaat van herkomst van haar kinderen die het recht op terugkeer naar die lidstaat van herkomst niet uit kunnen oefenen zonder Alepko.
Wanneer is sprake van terugkeer? Kan ook na kort verblijf in een andere lidstaat sprake zijn van terugkeer? Na een bezoek aan Disneyland in Parijs of aan Bobbejaanland in Lichtaart in België?
Zie ook een verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State op 10 oktober 2012 [B t Nederland, C-456/12; ABRS, 5 oktober 2012, 201011889/1/T1/V4 & 201108529/1/T1/V4]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten