Conclusie AG Mengozzi, Alopka t Luxemburg, 21 maart 2013, C-86/12
I. Inleiding: par 1 t/m 9
II. Juridische beoordeling: par 10 t/m 58
- A. Inleidende opmerkingen : par 10 t/m 17
- B. Eerste onderdeel van de prejudiciële vraag: de voorwaarden van richtlijn 2004/38: par 18 t/m 47
- C. Tweede onderdeel van de prejudiciële vraag: verlies van het genot van de belangrijkste aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten: par 48 t/m 58
III. Conclusie: par 59
De kinderen van de derdelander Alopka zijn in Luxemburg geboren en getogen. Zij zijn erkend door een Franse unieburger die in zijn lidstaat van herkomst woont en met wie geen contact wordt onderhouden. Alopka woont met haar Franse kinderen in een opvangcentrum in Luxemburg. De kinderen van Alopka hebben nooit hun recht op vrij verkeer uitgeoefend. Alopka is een baan aangeboden voor onbepaalde tijd.
Prejudiciële vraag
De verwijzende rechter wenst volgens AG Mengozzi in wezen te vernemen of een derdelander als Alopka [1e deel van de prejudiciële vraag] aan het recht van vrij verkeer van haar kinderen een afgeleid verblijfsrecht in de zin van artikel 20 VWEU kan ontlenen en of [2e deel van de prejudiciële vraag] een besluit waarbij een verblijfsrecht wordt geweigerd en haar wordt bevolen het grondgebied van Luxemburg te verlaten de kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie verbonden rechten ontzegt.
Inleidende opmerkingen
AG Mengozzi overweegt met een verwijzing naar het arrest Zhu en Chen [EG HvJ, 19 oktober 2005, C-200/02] en naar artikel 3(1) van de richtlijn 2004/38 ['zich begeeft naar of verblijft in'] dat de situatie van de kinderen van Alopka die verblijven in een lidstaat waarvan ze niet de nationaliteit hebben onder de werkingssfeer valt van unierechtelijke bepalingen inzake de vrijheid van het verkeer van personen in het bijzonder onder de werkingssfeer van richtlijn 2004/38.
Onderzocht moet volgens AG Mengozzi of de kinderen voldoen aan de voorwaarden van een op richtlijn 2004/38 gebaseerd verblijfsrecht en of Alopka zich op een afgeleid verblijfsrecht kan beroepen.
De voorwaarden van richtlijn 2004/38
AG Mengozzi overweegt met een verwijzing alweer naar het arrest Zhu en Chen dat een unieburger niet zelf hoeft te beschikken over voldoende bestaansmiddelen en dat aan de bestaansmiddelenvereiste is voldaan indien bestaansmiddelen afkomstig zijn van een familielid dat een rechtstreekse bloedverwant is in opgaande lijn die de zorg draagt voor die unieburger.
AG Mengozzi overweegt dat aan de bestaansmiddeleneis kan zijn voldaan indien een [een familielid van een] unieburger door het aanvaarden van een baan in een lidstaat waarvan hij de nationaliteit niet heeft concrete uitzichten heeft op toekomstige inkomsten. Onderzocht moet daarom worden of Alopka gelet op de baan die haar is aangebonden beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Indien de kinderen van Alopka een verblijfsrecht ontlenen aan richtlijn 2004/38 dan ontleent Alopka volgens AG Mengozzi een afgeleid verblijfsrecht niet aan richtlijn 2004/38 maar aan artikel 21 VWEU.
Verlies van het genot van de belangrijkste aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten
Omdat de situatie van de kinderen van Alopka valt onder de werkingssfeer van in het bijzonder richtlijn 2004/38 is volgens AG Mengozzi artikel 20 van het VWEU niet van toepassing.
AG Mengozzi overweegt dat indien Alopka een verblijfsrecht wordt geweigerd en haar wordt bevolen het grondgebied van Luxemburg te verlaten haar kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie verbonden rechten niet wordt ontzegd.
De kinderen van Alopka immers hebben als Franse unieburgers zo vervolgt AG Mengozzi een onder meer op artikel 21 van het VWEU gebaseerd onvoorwaardelijk recht om naar Frankrijk te gaan en daar te verblijven terwijl Alopka als moeder en persoon die vanaf de geboorte van de kinderen alléén de daadwerkelijke zorg voor hen heeft gedragen een afgeleid verblijfsrecht in Frankrijk heeft.
Volgens AG Mengozzi zou een weigering van Frankrijk om Alopka een verblijfsrecht te verlenen leiden tot een verlies van een nuttig effect van de met het volle genot van de fundamentele status van de burger van de Unie verbonden rechten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten