Recente rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State is als volgt ingedeeld (daar is althans een poging toe gedaan:
- Visumaanvraag
- Rechtmatig verblijf
- Identiteit en nationaliteit Chavez derdelander
- [Soort] gezinsleden
- Verblijfsrecht Chavez derdelander op andere gronden
- Daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding
- Ingangsdatum
- Artikel 8 EVRM
- Inmiddels meerderjarig gworden
- Procedureel
Visumaanvraag
ECLI:NL:RVS:2021:2042
De zaak waarover de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (hierna Afdeling) oordeelde op 10 september 2021 [ABRS 20-09-2021 ECLI:NL:RVS:2021:2042 202100961/1/V3] gaat over het minderjarige Marokkaanse zusje van twee Nederlandse minderjarige unieburgers. Haar aanvraag om een faciliterend visum is afgewezen.
In de uitspraak gaat het ondermeer om de vraag of de Afdeling bevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen omdat tegen een uitspraak van de rechtbank over een visum voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen geen hoger beroep open staat [artikel 84, onder b, van de Vw 2000].
De Afdeling beantwoordt de vraag bevestigend omdat uit de parlementaire geschiedenis [p 84] van artikel 84 Vreemdelingenwet volgt dat de reden om geen hoger beroep open te stellen gelegen in de aard en korte duur van het voorgenomen verblijf en in het geval van een faciliterend visum sprake is van een voorgenomen verblijf langer dan 90 dagen.
Rechtmatig verblijf
ECLI:NL:RVS:2021:1346 [vermelding Nederlands minderjarig kind tijdens TKB gehoor]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 28 juni 2021 [ABRS 28-06-2021 ECLI:NL:RVS:2021:1346 202003072/1/V3] gaat over een derdelander die tijdens een TKB-gehoor naar voren heeft gebracht dat hij de ouder is van een minderjarige Nederlandse unieburger. Vervolgens is er jegens die derdelander een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
De Afdeling overweegt dat indien een derdelander tijdens het TKB-gehoor geen aanvraag om toetsing aan het EU recht heeft ingediend het in de eerste plaats aan die derdelander is om tijdens het TKB-gehoor concrete aanknopingspunten aan te dragen die erop duiden dat hij een op een op artikel 20 VWEU gebaseerd verblijfsrecht heeft waarna moet worden beoordeeld of sprake is van voldoende concrete aanknopingspunten voor die claim.
De enkele stelling dat een derdelander ouder is van een minderjarige Nederlandse unieburger is onvoldoende omdat daaruit niet kan worden opgemaakt dat sprake is van een afhankelijkheidsverhouding.
Indien sprake is van voldoende aanknopingspunten dient nader onderzoek te worden verricht.
De Afdeling heeft [delen van] deze uitspraak bevestigd in [onder meer]
ECLI:NL:RVS:2021:2530
In de zaak waarover de Afdeling oordeelde op 12 november 2021 [ABRS 12-11-2021 ECLI:NL:RVS:2021:2530 202100307/1/V3] heeft de Afdeling overwogen dat een derdelander die een aanvraag heeft ingediend om toetsing aan EU-recht procedureel rechtmatig verblijf heeft.
De Afdeling heeft [delen van] deze uitspraak bevestigd in [onder meer]
Identiteit en nationaliteit Chavez derdelander
ECLI:NL:RVS:2022:433 [de Afdeling gaat om van ECLI:NL:RVS:2021:356]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 10 februari 2022 [ABRS 10-02-2022 ECLI:NL:RVS:2022:433 202003677/1/V1] gaat over een Soedanese 'Chavez' moeder van drie Nederlandse biologische kinderen die haar identiteit en nationaliteit niet aannemelijk zou hebben gemaakt.
Uit een uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2021 [ABRS 24-02-2021 ECLI:NL:RVS:2021:356 202005408/1/V1] dat van een Chavez derdelander niet mag verlangen dat hij een geldig document voor grensoverschrijding of een geldig identiteitsbewijs overlegt als die Chavez derdelander zijn identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig aantoont met andere documenten.
Van die uitspraak van 24 februari 2021 komt de Afdeling terug in die zin dat een Chavez derdelander zijn identiteit en nationaliteit met alle andere middelen [dan een geldig paspoort of een geldige ID of andere documenten] waaronder zijn verklaringen aannemelijk maken waarna de bewindspersoon beoordelen moet of die Chavez derdelander daarin is geslaagd.
Indien een Chavez derdelander aannemelijk maakt derdelander maakt heeft die Chavez derdelander niet voldaan aan de verplichting om zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken.
De Afdeling heeft [delen van] deze uitspraak bevestigd in [onder meer]
[Soort] gezinsleden
ECLI:NL:RVS:2021:788 [Vietnamese 'Chavez' stiefvader (voorheen aupair) van Nederlandse stief(pleeg)kinderen, partner van moeder van stief(pleeg)kinderenn]
In de zaak waarover de Afdeling oordeelde op 16 spril 2021 [ABRS 16-04-021 ECLI:NL:RVS:2021:788 201908607/1/V3] overweegt de Afdeling dat de 'Chavez' rechtspraak niet uitsluitend van toepassing is het gaat om ouders met minderjarige kinderen, maar ook in andere familieverhoudingen, zoals samengestelde gezinnen en volwassenen uit hetzelfde gezin en dat de 'Chavez' rechtspraak geen aanknopingspunten om aan te nemen dat die rechtspraak niet ook van toepassing zijn als het gaat om pleegouders en pleegkinderen of stiefouders en stiefkinderen of zelfs grootouders en kleinkinderen.
ECLI:NL:RVS:2021:2042 [zusje van minderjarige unieburgers]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 10 september 2021 [ABRS 20-09-2021 ECLI:NL:RVS:2021:2042 202100961/1/V3] gaat over het minderjarige Marokkaanse zusje van twee Nederlandse minderjarige unieburgers wier Nederlandse vader is overleden. Haar aanvraag om een faciliterend visum is afgewezen omdat zij als zusje van Nederlandse minderjarige unieburgers geen beroep zou kunnen doen op artikel 20 VWEU.
De Afdeling overweegt dat het arrest Chavez-Vilchez ook van toepassing is indien een unieburger feitelijk de toegang tot het grondgebied van de unie wordt ontzegd omdat aan een derdelander die familielid is van een unieburger geen toegang tot het grondgebied van de unie wordt verleend [ABRS 07-03-2012 ECLI:NL:RVS:2012:BV8631 201105729/1/V1; zie ook X t Nederland 15-09-2020 C-459/20].
De Afdeling overweegt voorts dat uit de omstandigheid dat ten behoeve van de Marokkaanse moeder een faciliterend visum is verleend volgt dat haar Marokkaanse dochter de toegang tot het grondgebied van Nederland niet kan worden ontzegd omdat van de Marokkaanse moeder als alleenstaande ouder redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat zij moet kiezen tussen haar Marokkaanse kind en haar Nederlandse kinderen.
ECLI:NL:RVS:2022:188 [ halfbroer van minderjarige unieburger]
In de zaak waarover de Afdeling oordeelde op 20 januari 2022 [ABRS 20-01-2022 ECLI:NL:RVS:2022:188 202005866/1/V3] gaat het om een minderjarige Dominicaanse halfbroer van een Nederlandse minderjarige unieburger wiens Dominicaanse moeder een op artikel 20 VWEU gebaseerd verblijfsrecht heeft. De vader van de minderjarige Nederlandse unieburger is niet bij diens opvoeding en verzorging betrokken.
De aanvraag van de Dominicaanse halfbroer om een machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen omdat de afwijzing niet af zou doen aan het recht van zijn Nederlandse minderjarige broer op toelating tot- en verblijf in Nederland.
De Afdeling overweegt dat ten onrechte niet is beoordeeld of de afwijzing van de aanvraag van de Dominicaanse halfbroer om een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen zijn moeder en zijn minderjarige Nederlandse broer feitelijk zou dwingen om het grondgebied van de Europese Unie in het geheel te verlaten.
De Afdeling overweegt voorts dat bij een dergelijke beoordeling geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend aan de omstandigheid dat de moeder haar zoon in de Dominicaanse Republiek achter te laten en evenmin aan het feit dat zij pas twee jaar na het verkrijgen van een zelfstandige verblijfsvergunning een mvv-aanvraag heeft gedaan voor de vreemdeling. omdat zij al bij de aanvraag toegelicht dat zij voornemens was om haar zoon eerder naar Nederland te halen terwijl zij heeft ook toegelicht waarom zij daarin niet eerder is geslaagd.
ECLI:NL:RVS:2022:930 [halfbroer minderjarige unieburger; er lijkt geen beroep te zijn gedaan op artikel 20 VWEU]
In de zaak waarover de Afdeling op 30 maart 2022 oordeelde [ABRS 30-03-2022 ECLI:NL:RVS:2022:930 202101425/1/V1] gaat het om een minderjarige Iraanse halfbroer van een Nederlandse minderjarige unieburger wiens Iraanse moeder een op artikel 20 VWEU gebaseerd verblijfsrecht heeft.
De aanvraag van de Iraanse halfbroer om een machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen.
De Afdeling overweegt dat de rechter toetsen of alle relevante feiten en omstandigheden bij de belangenafweging zijn betrokken en, als dit het geval is, of die afweging heeft geresulteerd in een 'fair balance' tussen het belang bij de uitoefening van het familie- en gezinsleven van een derdelander in Nederland en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid.
Verblijfsrecht Chavez derdelander op andere gronden
ECLI:NL:RVS:2021:789 [duurzaam verblijf als familielid van een Nederlandse (overleden) unieburger in Spanje]
In de zaak waarover de Afdeling oordeelde op 16 april 2021 [ABRS 16-04-2021 ECLI:NL:RVS:2021:789 202000349/1/V3] overweegt de Afdeling dat het in zaken waarin een beroep wordt gedaan opartikel 20 VWEU gaat om situaties waarin een unieburger feitelijk wordt verplicht om het grondgebied te verlaten niet alleen de lidstaat waarvan hij staatsburger is maar ook dat van de unie als geheel en dat een 'Chavez' derdelander geen rechten kan ontlenen aan artikel 20 VWEU indien die derdelander zich met de unieburger naar een andere lidstaat kan begeven.
De Afdeling overweegt voorts dat het aan de 'Chavez' derdelander is om aannemelijk te maken dat van een verblijfsrecht in een andere lidstaat geen [meer] sprake is. De 'Chavez' derdelander heeft dat niet aannemelijk gemaakt.
De Afdeling heeft [delen van] deze uitspraak bevestigd in [onder meer]
ECLI:NL:RVS:2022:101 [statushouder in Duitsland]
De zaak waaropver de Afdeling oordeelde op 14 januari 2022 [ABRS 14-01-2022 ECLI:NL:RVS:2022:101 202006567/1/V2] gaat over een Syrische 'Chavez' moeder aan wie in Duitsland de subsidiaire beschermingsstatus is verleend nadat ze door Nederland op Duitsland was ge-Dublin-claimd.
Omdat de Syrische 'Chavez' moeder niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar subsidiaire beschermingsstatus is ingetrokken behoeft de gestelde afhankelijksverhouding niet te worden beoordeeld.
Daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding
ECLI:NL:RVS:2020:1235 [daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding]
In de zaak waarover de Afdeling oordeelde op 20 mei 2020 [ABRS 20-05-2020 ECLI:NL:RVS:2020:1235 201905719/1/V2] overweegt de Afdeling dat indien een 'Chavez' derdelander slechts zorg- en/of opvoedingstaken met een marginaal karakter verricht of alleen omgang heeft met de minderjarige Nederlandse unieburger die minderjarige Nederlandse unieburger door weigering van verblijf aan de 'Chavez' derdelander niet het risico feitelijk te worden gedwongen het grondgebied van de unie te verlaten.
De Afdeling heeft [delen van] deze uitspraak bevestigd in [onder meer]
ECLI:NL:RVS:2021:645 [alleenstaande 'Chavez' moeder met minderjarig Nederlands kind dat in Nederland wil gaan studeren]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 24 maart 2021 [ABRS 24-03-2021 ECLI:NL:RVS:2021:645 201906831/1/V3] gaat over een [alleenstaande] Surinaamse 'Chavez' moeder met een minderjarig Surinaams kind en een minderjarig Nederlands kind [referent] in Suriname. De Nederlandse minderjarige unieburger wil in Nederland gaan studeren.
Er lijkt vanuit te worden gegaan dat de Surnaamse 'Chavez' moeder een verblijfsrecht kan ontlenen aan artikel 20 VWEU.
ECLI:NL:RVS:2021:788 [Vietnamese 'Chavez' stiefvader (voorheen aupair) van Nederlandse stief(pleeg)kinderen, partner van moeder van stief(pleeg)kinderenn]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 16 spril 2021 [ABRS 16-04-021 ECLI:NL:RVS:2021:788 201908607/1/V3] gaat over een Viernamese 'Chavez' derdelander die als aupair naar Nederland is gekomen en die een relatie is gegaan met de referente van het gastgezin waarvan Nederlandse (pleeg)kinderen deel uitmaken.
De 'Chavez' derdelander heeft de gestelde daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding onderbouwd met
- een brief van de basisschool van de stief(pleeg)kinderen
- verklaringen van vrienden en bekenden van het gezin
- foto's van de 'Chavez' derdelander met de steif(pleeg)kinderen en hun moeder
De 'Chavez' derdelander heeft de gestelde daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding niet aannemeljk gemaakt
- er zijn tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de aanwezigheid bij oudergesprekken op de basisschool
- foto's zijn momentopnamen
- verklaringen van vrienden en bekenden van het gezin gaan over de relatie tussen de 'Chavez' derdelander en de moeder van de stief(pleeg)kinderen. Uit de affectieve relatie die de 'Chavez' derdelander met de moeder heeft volgt niet zonder meer uit dat hij ook de rol van 'Chavez' ouder op zich heeft genomen.
ECLI:NL:RVS:2021:790 [Nigeriaanse 'Chavez' vader van een Nederlands kind dat met zijn moeder samenwoont]
In de zaak waarover de Afdeling oordeelde op 16 april 2021 [ABRS 16-04-2021 ECLI:NL:RVS:2021:790 202001059/1/V1] overweegt de Afdeling dat de situatie dat tussen een een 'Chavez' derdelander en een minderjarige Nederlandse unieburger een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding bestaat een voorbeeld is van de in het arrest Chavez-Vilchez bedoelde zeer bijzondere situaties en dat voor een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding is vereist dat de 'Chavez' derdelander meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht voor minderjarige Nederlandse unieburger.
Het gaat in deze zaak om een Nigeriaanse 'Chavez' vader die hoofdverzorger stelt te zijn van zijn minderjarig Nederlands kind.
De 'Chavez' derdelander heeft de gestelde daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding onderbouwd met
- een verklaring van de basisschool van zijn minderjarig Nederlands kind waarin staat staat dat de 'Chavez' vader zijn kind regelmatig brengt en haalt en dat hij aanwezig is bij rapportbesprekingen, ouderavonden en schoolreisjes.
- een afspraakkaart van de tandarts van zijn zoon waarin staat dat de 'Chavez' vader altijd met zijn kind naar de tandarts gaat
- verklaring van de buurman van de moeder
- verklaring van de moeder
- verklaring van de kerk van de 'Chavez' vader waarin staat dat de 'Chavez' vader zijn kind naar de kerkdiensten brengt en naar sport en bijles.
- foto's
- arbeidsovereenkomsten en salarisstroken van de moeder van het zijn minderjarig Nederlands kind
De 'Chavez' derdelander heeft de gestelde daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding niet aannemeljk gemaakt
- er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de 'Chavez' vader belast is met het ouderlijk gezag
- de stelling van de 'Chavez' vader dat hij vanaf de geboorte van zijn kind betrokken is bij diens opvoeding is niet aannemelijk gemaakt
- de stelling van de 'Chavez' vader dat hij vanaf de geboorte van zijn kind in diens nabijheid heeft gewoond is niet aannemelijk gemaakt
- uit de verklaringen van de kerk blijkt niet van zorg- en opvoedtaken zijn waarvoor de aanwezigheid van de 'Chavez' vader in Nederland noodzakelijk is
- de foto's zijn momentopnamen waaruit niet kan worden afgeleid dat de 'Chavez' vader meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht
- de verklaringen van de moeder zijn niet objectief
- uit de overgelegde arbeidsovereenkomsten en salarisstroken van de moeder blijkt niet dat zij de taken die de 'Chavez' vader thans verricht niet op zich kan nemen
De Afdeling heeft [delen van] deze uitspraak bevestigd in [onder meer]:
ECLI:NL:RVS:2021:1650 [Nigeriaanse 'Chavez' vader op afstand van een minderjarig Nederlands kind]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 28 juli 2021 [ABRS 28-07-2021 ECLI:NL:RVS:2021:1650 202003496/1/V1] gaat over een Nigeriaanse 'Chavez' vader met een minderjarig Nederlands kind dat bij zijn ex-partner woont.
De 'Chavez' derdelander heeft de gestelde daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding onderbouwd met
- een rechterlijke uitspraak waarin een omgangsregeling [twee keer per week, in totaal twee uur en drie kwartier] is vastgesteld
- printscreens van WhatsApp-berichten
- een brief van de Raad voor de Kinderbescherming
- stukken van een jeugdzorgorganisatie
- een echoformulier van de verloskundige
- drie transaktiebewijzen van een betalingsinstelling
- verschillende kassabonnen
- foto's
De 'Chavez' derdelander heeft de gestelde daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding niet aannemeljk gemaakt
- er zijn geen stukken overgelegd waaryuit blijkt dat de 'Chavez' vader belast is met het ouderlijk gezag
- uit de omgangsregeling blijkt dat het zwaartepunt van de zorg- en opvoedtaken bij de moeder ligt, de gestelde ruimere omgang is niet onderbouwd ook niet met de overgelegde WhatsApp-berichten
- ook uit de overige overgelegde stukken blijkt niet dat de 'Chavez' derdelander meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht
- de financiële ondersteuning is niet structureel
- de foto's zijn momentopnamen waaruit kan worden afgeleid dat er contact is
ECLI:NL:RVS:2021:1821 [Indiase 'Chavez' partner en stiefvader met twee minderjarige Nederlandse stiefkinderen]
In de zaak waarover de Afdeling oordeelde op 17 augustus 2021 [ABRS 17-08-2021 ECLI:NL:RVS:2021:1821 202006012/1/V1] overweegt de Afdeling dat uit ECLI:NL:RVS:2020:1235 niet kan worden afgeleid dat als een 'Chavez' derdelander daadwerkelijke zorgtaken verricht de minderjarige Nederlandse unieburger in beginsel het risico loopt om gedwongen het grondgebied van de unie te verlaten.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 17 augustus 2021 volgt voorts
- dat zorg- en/of opvoedingstaken en een afhankelijkheidsverhouding afzonderlijke vereisten zijn waaraan moet zijn voldaan
- dat een 'Chavez' derdelander een afhankelijkheidsverhouding niet behoeft aan te tonen maar wel met stukken moet onderbouwen
- dat indien een 'Chavez' derdelander een afhankelijkheidsverhouding aannemelijk maakt nader onderzoek moet worden verricht
Het gaat in deze zaak over een Indiase 'Chavez' derdelander met twee minderjarige Nederlandse stiefkinderen.
De 'Chavez' derdelander heeft de gestelde daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding onderbouwd met
- verklaringen van de moeder van de stiefkinderen over de financiële, emotionele en familierechtelijke gevolgen van de scheiding tussen haar en de biologische vader van de kinderen en over de omgang en relatie tussen de kinderen en hun biologische vader.
- gegevens over de gezinssituatie sinds de komst van de 'Chavez' derdelander en de ontwikkeling van de stiefkinderen sindsdien
- de zorgtaken die de 'Chavez' derdelanderverricht en de rol die hij vervult in het leven van de stiefkinderen
- de met medische informatie gestaafde omstandigheid dat de moeder sinds de komst van de 'Chavez' derdelander hulp heeft ingeschakeld voor haar ernstige psychische problemen
De 'Chavez' derdelander heeft voldaan aan zijn verplichting om de afhankelijkheidsverhouding aannemelijk te maken.
Terugverwijzing.
De Afdeling heeft [delen van] deze uitspraak bevestigd in [onder meer]:
ECLI:NL:RVS:2021:1875 [Nigeriaanse 'Chavez' vader van een door hem erkend minderjarig Nederlands kind dat samenwoont met zijn moeder met wie de 'Chavez' vader een relatie heeft]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 24 augustus 2021 [ABRS 24-08-2021 ECLI:NL:RVS:2021:1875 201907621/1/V2] gaat over een Nigeriaanse 'Chavez' vader van een door hem erkend minderjarig Nederlands kind dat samenwoont met zijn moeder met wie de 'Chavez' vader een relatie heeft.
De 'Chavez' derdelander heeft de gestelde daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding onderbouwd met
- verklaringen over omgang met zijn kind in de weekeinden
- een verklaring van een docente van het kind
- verklaringen de 'Chavez' vader, de moeder en personen uit hun omgeving
- foto's
De 'Chavez' derdelander heeft de gestelde daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding niet aannemeljk gemaakt
- de 'Chavez' vader is niet belast met het gezag over het kind
- uit de verklaring van de docente volgt dat zij geen informatie kan geven over de rol van de 'Chavez' vader in het leven van zijn kind
- uit verklaringen de 'Chavez' vader, de moeder en personen uit hun omgeving volgt dat de 'Chavez' vader betrokken is bij de opvoeding van zijn dochter maar niet dat hij meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht.
- de foto's zijn momentopnamen waaruit kan worden afgeleid dat er contact is maar niet dat de 'Chavez' vader daadwerkelijk zorg- en opvoedtaken verricht
ECLI:NL:RVS:2021:2881 [Pakistaanse 'Chavez' vader van een minderjarig Nederlands kind dat bij zijn moeder, de moeder is ex-huwelijkspartner van de Pakistaanse 'Chavez' vader ]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 21 december 2021 [ABRS 21-12-2021 ECLI:NL:RVS:2021:2881 202102494/1/V1] gaat over een Pakistaanse 'Chavez' vader van een minderjarig Nederlands kind dat bij zijn moeder, de moeder is ex-huwelijkspartner van de Pakistaanse 'Chavez' vader.
De Pakistaanse 'Chavez' vader stelt dat zijn ex-huwelijkspartner de omgang met zijn minderjarige Nederlandse kind frustreert maar heeft dat niet aannemelijk gemaakt.
Ingangsdatum
ECLI:NL:RVS:2021:1145
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 28 mei 2021 [ABRS 28-5-2021 ECLI:NL:RVS:2021:1145 201900470/1/V3] gaat over [belang bij procederen over] de ingangsdatum van een op artikel 20 VWEU gebaseerd verblijfsrecht.
De Afdeling overweegt dat een 'Chavez' derdelander recht heeft op een artikel 9-document [ABRS 09-08-2013 ECLI:NL:RVS:2013:725 201207385/1/V4].
De Afdeling overweegt voorts dat de bewindspersoon niet bevoegd is om een ingangsdatum vast te stellen van een op de Verblijfsrichtlijn gabseerd verblijfsrecht omdat het nationale recht daarin niet voorziet [en het unierecht daartoe niet verplicht] terwijl in de gevallen waarin het voor het vaststellen van andere rechten en plichten van belang is of voorafgaand aan de afgifte van een artikel 9-document rechtmatig verblijf had dat in het kader van de vaststelling van die andere rechten en plichten kan worden vastgesteld [ABRS 21-02-2011 ECLI:NL:RVS:2011:BP5947 201003057/1/V2].
De Afdeling heeft [delen van] deze uitspraak bevestigd in [onder meer]:- ABRS 04-10-2021 ECLI:NL:RVS:2021:2206 202004380/1/V2
Artikel 8 EVRM
[...]
Inmiddels meerderjarig gworden
ECLI:NL:RVS:2021:645 [minderjarige unieburger wordt meerderjarig hangende MVV-procedure na besluiten op de MVV-aanvragen]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 24 maart 2021 [ABRS 24-03-2021 ECLI:NL:RVS:2021:645 201906831/1/V3] gaat over een Surinaamse 'Chavez' moeder met een minderjarig Surinaams kind en een minderjarig Nederlands kind [referent] in Suriname.
Surinaamse 'Chavez' moeder heeft ten behoeve van haarzelf en haar Surinaamse kind een machtiging tot voorlopig verblijf aangevraagd waarbij een beroep is gedaan op artikel 20 VWEU. DE MVV-aanvragen worden afgewezen omdat het Nederlandse kind hangende de procedure meerderjarig wordt.
In [hoger] beroep wordt naar voren gebracht dat op basis van beleid [paragraaf B10/2.3 Vc 2000] een op artikel 20 VWEU gebaseerd verblijfsrecht niet automatische vervalt op het moment dat het Nederlandse kind van een 'Chavez' derdelander meerderjarig wordt.
De Afdeling overweegt dat niet kan worden uitgesloten dat indien de MVV-aanvragen inhoudelijk waren beoordeeld ten tijde van de besluiten op de MVV-aanvragen op het moment dat het Nederlandse kind van de 'Chavez' moeder nog minderjarig was een verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU was vastgesteld.
De Afdeling heeft [delen van] deze uitspraak bevestigd in [onder meer]:
ECLI:NL:RVS:2022:187 [minderjarige unieburgers meerderjarig op het moment van de toetsing aan het EU recht]
In de zaak waarover de Afdeling oordeelde op 20 januari 2022 [ABRS 20-01-2022 ECLI:NL:RVS:2022:187 202100279/1/V1] waren de Nederlandse kinderen van de 'Chavez' derdelander op het moment van toetsing aan het EU recht meerderjarig geworden.
Indien de het beroep op artikel 20 VWEU zou zijn beoordeeld op het moment van het verzoek van de toetsing omdat een van de Nederlandse kinderen op dat moment nog minderjarig was zou het beroep op artikel 20 VWEU zijn afgewezen omdat een afhankelijkheidsrelatie op geen enkele manier aannemelijk is gemaakt.
Procedureel
ECLI:NL:RVS:2021:2538 [ongehoord]
De zaak waarover de Afdeling oordeelde op 16 november 2021 [ABRS 16-11-2021 ECLI:NL:RVS:2021:2538 202006863/1/V2] gaat over horen in bezwaar.