Historische overzichtje: asielzoekende derdelanders aan de grens
- (…) - 4 oktober 2011
- 4 oktober 2011-11 juni 2013 [ABRS, 4 oktober 2011, 201102753]
- 11 juni 2013-20 juli 2015 [ABRS, 11 juni 2013, 201302485 & 201301582]
- 20 juli 2015- (…)
[Geen] rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet* Volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State volgt uit de systematiek van de Vreemdelingenwet dat een derdelander vóór verlening van de toegang geen rechtmatig verblijf kan hebben.
Die systematiek heeft geleid tot de hierboven genoemde uitspraken van 4 oktober 2011 en 11 juni 2013. Omdat een asielzoekende derdelander het recht heeft om in de lidstaat te verblijven moest hem toegang worden verleend. Vervolgens mocht die derdelander de verdere toegang worden geweigerd op grond van
artikel 3 van de Vreemdelingenwet.
Omdat die asielzoekende derdelander de verdere toegang mocht worden geweigerd op grond van
artikel 3 van de Vreemdelingenwet kon die asielzoekende derdelander in grensbewaring worden gesteld en gehouden op grond van
artikel 6, eerste en tweede lid van de Vreemdelingenwet.
Sinds
20 juli 2015 is niet (meer) duidelijk of een derdelander die aan de grens een asielwensuiting heeft gedaan rechtmatig verblijf heeft.
Indien uit de systematiek van de Vreemdelingenwet nog steeds volgt dat een derdelander vóór verlening van de toegang geen rechtmatig verblijf kan hebben dan heeft een derdelander die aan de grens een asielwensuiting doet geen rechtmatig verblijf, omdat hem de toegang niet is verleend, hetgeen in strijd is met artikel 9 jo artikel 43, tweede lid van de
Procedurerichtlijn.
Uitstel of opschorting van een besluit over de toegang op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet**
Met ‘andere dan in de
Schengengrenscode geregeld gevallen’ worden gevallen bedoeld waarin een vreemdeling niet reeds krachtens de Schengengrenscode de toegang tot het Schengengebied moet worden geweigerd
[blijkt uit de parlementaire geschiedenis 34088; ABRS, 11 juni 2013, 201302485 & 201301582].
Het gaat om de derdelanders die aan de buitengrens een asielwensuiting doen.
Artikel 3 van de Vreemdelingenwet is namelijk alleen van toepassing op derdelanders die aan de grens een asielwensuiting dien en niet op andere vreemdelingen aan wie de toegang niet kan worden geweigerd op grond van de
Schengengrenscode. Bepalingen in het
Vreemdelingenbesluit op grond waarvan unieburgers de toegang worden geweigerd zijn niet gebaseerd op
artikel 3 van de Vreemdelingenwet maar op
artikel 112 van de Vreemdelingenwet.
Indien de grensprocedure wordt toegepast dan wordt op grond van
artikel 3, vierde lid van de Vreemdelingenwet een besluit over de toegang uitgesteld of opgeschort. De grensprocedure wordt altijd toegepast omdat in de grensprocedure wordt beoordeeld of de grensprocedure moet worden. Een besluit over de toegang wordt derhalve altijd uitgesteld of opgeschort.
Een op artikel 5, vierde lid onder c jo artikel 13, eerste lid van de
Schengengrenscode gebaseerde toegangsweigering kan niet worden opgeschort op grond van
artikel 3, vierde lid van de Vreemdelingenwet.
Uit
artikel 3, vierde lid van de Vreemdelingenwet gelezen in samenhang met
artikel 3, zesde lid van de Vreemdelingenwet immers volgt dat het besluit omtrent de weigering van de toegang tot Nederland een besluit betreft tot weigering van de toegang in de zin van
artikel 3, eerste lid van de Vreemdelingenwet.
Indien een derdelander direct na aankomst een asielwensuiting doet dan lijkt een op de
Schengengrenscode gebaseerd besluit over de toegang te moeten worden uitgesteld. Uit het Model M18A
[het op AC Schiphol gebruikte model wijkt af van het in de Vc opgenomen model] echter volgt dat in de praktijk in zo’n geval de toegang wordt geweigerd, naar moet worden aangenomen, gelet op het bepaalde in
artikel 3, zesde lid van de Vreemdelingenwet, op grond van
artikel 3, eerste lid van de Vreemdelingenwet. De in Model M18A opgenomen mogelijkheid om de toegang te weigeren wordt overigens niet opgeschort maar uitgesteld(?).
#tureluurswordikervan