Waar gaat het over
De minderjarige zoon van SE vlucht vanuit Afghanistan naar Duitsland. De zoon van SE dient in Duitsland een verzoek in om internationale bescherming. De zoon van SE is op dat moment nog minderjarig. Het verzoek om internationale bescherming van de zoon van SE wordt ingewilligd op een moment dat hij meerderjarig is geworden. Hem wordt de subsidiaire beschermingsstatus verleend.
Ook SE vlucht vanuit Afghanistan naar Duitsland. SE dient in Duitsland een verzoek in om internationale bescherming. Zijn zoon is op dat moment nog minderjarig. Nadat zijn zoon de subsidiaire beschermingsstatus is verleend maakt SE als gezinslid van zijn zoon en verblijvende in dezelfde lidstaat als zijn zoon aanspraak op de
artikelen 24 tot en met 35 van de Kwalificatierichtlijn genoemde voordelen.
Prejudiciële vragen
De verwijzende rechter wil weten welk moment bepalend is voor de beoordeling van de minderjarigheid van de zoon van SE:
- het moment waarop een beslissing wordt genomen op het verzoek van SE om internationale bescherming of
- het moment waarop aan de zoon van SE de de subsidiaire beschermingsstatus is verleend of
- het moment waarop SE een verzoek om interntionale bescherming heeft ingediend of
- het moment waarop SE Duitsland is binnen gekomen of
- het moment waarop de zoon SE een verzoek om interntionale bescherming heeft ingediend
Voor het geval het tijdstip doorslaggevend is waarop
- een verzoek door de zoon van SE is ingediend wil de verwijzende rechter weten of de asielwensuiting bepalend is of het formeel ingediende verzoek om internationale bescherming
- SE Duitsland is binnengekomen wil de verwijzende rechter weten of van belang is dat op dat moment nog niet was beslist op het verzoek van de zoon van SE om interntationale bescherming
- een verzoek om internationale bescherming is ingediend door SE wil de verwijzende rechter weten of van belang is dat op dat moment nog niet was beslist op het verzoek van de zoon van SE om internationale bescherming
De verwijzende rechter verder weten onder welke omstandigheden SE kan worden aangemerkt als gezinslid van zijn zoon en onder welke omstandigheden SE niet meer kan worden aangemerkt als gezinslid van zijn zoon (samengevat weergegeven).
Welke zaken hebben bij de totstandkoming van de conclusie van AG Gerard Hogan een rol gespeeld
AG Gerard Hogan heeft bij de totstandkoming van de conclusie de navolgende zaken betrokken:
- EU Hof van Justitie A en S t Nederland 12-04-2018 EU:C:2018:248 C‑550/16
- EU Hof van Justitie BMM ea t België 16-07-2020 ECLI:EU:C:2020:577 C‑133/19 C‑136/19 C‑137/19
De zaak A en S t Nederland gaat over nareis de van ouders van een kind dat als minderjarige een verzoek om interntaionale bescherming heeft ingediend. Het verzoek om internationale bescherming wordt ingewilligd op het moment dat het kind van A en S meerderjarig is geworden. Het kind van A en S wordt de vluchtelingenstatus verleend. Het EU HvJ overweegt dat het kind van A en S als minderjarige moet worden aangemerkt en dat een nareis aanvragen moeten worden ingediend binnen drie maanden na verlening van de vluchtelingenstatus.
De zaak BMM ea t België gaat over de nareis van kinderen van een als vluchteling erkende derdelander. Gedurende de nareisprocedure worden kinderen meerderjarig. Het EU Hof van Justitie overweegt dat de datum waarop de nareisaanvragen zijn ingediend bepalend is voor de vraag of de kinderen minderjarig zijn en niet de datum waarop op de nareisaanvragen een beslissing wordt genomen.
Conclusie AG Gerard Hogan
De eerste en tweede prejudiciële vraag
In
artikel 2, onder j, derde streepje, van de Kwalificatierichtlijn wordt het begrip gezinsleden van een ongehuwde minderjarige die internationale bescherming geniet gedefinieerd. Uit die bepaling volgt niet op welk moment de minderjarigheid moet worden beoordeeld. Dat betekent niet dat het de lidstaten vrij staat om een moment te kiezen waarop de minderjarigheid moet worden beoordeeld.
Volgens AG Gerard Hogan moet artikel 2, onder j), derde streepje, van de Kwalificatierichtlijn worden uitgelegd (*) in het belang van het betrokken kind en (**) met het oog op de bevordering van het gezinsleven omdat
- artikel 2, onder j, derde streepje, van de Kwalificatierichtlijn moet worden gelezen in het licht van artikel 23, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn en punt 16 van de Preambule bij de Kwalificatierichtlijn
- artikel 7 van het Handvest van de Grondrechten moet worden gelezen in samenhang met (*) de verplichting om rekening te houden met de belangen van het kind en (**) de noodzaak dat een kind regelmatig persoonlijke betrekkingen met zijn beide ouders onderhoudt
Uit
A en S t Nederland en
BMM ea t België volgt volgens AG Gerard Hogan dat het recht om een aanvraag voor gezinshereniging in te dienen niet mag afhangen van de toevalligheid van de data waarop bepaalde besluiten worden genomen door derden.
Omdat artikel 2, onder j, derde streepje, van de Kwalificatierichtlijn vereist dat de betrokken gezinsleden “in verband met het verzoek om internationale bescherming” in dezelfde lidstaat aanwezig zijn moet volgens AG Gerard Hogan
- SE Duitsland zijn binnengekomen op een moment dat zijn zoon nog minderjarig was
- de zoon van SE een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend op een moment dat hij nog minderjarig was
Daarnaast vereist artikel 23 van de Kwalificatierichtlijn volgens AG Gerard Hogan dat aanspraak is gemaakt op de in de artikelen 24 tot en met 35 van de Kwalificatierichtlijn genoemde voordelen. SE moet derhalve een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend.
De datum waarop SE een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend is volgens AG Gerard Hogan doorslaggevend voor de vraag of de zoon van SE minderjarig is mits de zoon van SE een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend voordat hij meerderjarig werd en SE en zijn zoon tevens aanwezig waren in Duitsland voordat de zoon van SE meerderjarig werd.
Volgens AG Gerard Hogan volgt uit
VL t Spanje dat een derdelander al verzoeker is indien hij een verzoeker heeft ‘gedaan´ en niet pas nadat een verzoek formeel is ‘ingediend’.
De derde prejudiciële vraag
De verwijzende rechter wenst te vernemen of artikel 2, onder j, derde streepje, van de Kwalificatierichtlijn vereist dat het gezinsleven in de zin van artikel 7 van het Handvest van de Grondrechten tussen de betrokken gezinsleden wordt hervat.
Volgens AG Gerard Hogan is van „gezinsleden” in de zin van de Kwalificatierichtlijn in een geval als onderhavige sprake indien (*) de persoon die internationale bescherming geniet ongehuwd en minderjarig is, (**) het gezin reeds bestond in het land van herkomst en (***) de gezinsleden in dezelfde lidstaat aanwezig zijn als de persoon die internationale bescherming geniet.
Volgens AG Gerard Hogan volgt uit artikel 2, onder j, derde streepje, van de Kwalificatierichtlijn niet dat het gezinsleven moet worden hervat, maar volgt uit artikel 7 van het Handvest van de Grondrechten wel dat het gezinsleven moet worden eerbiedigd.
Volgens AG Gerard Hogan volgt uit artikel 23, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn dat de lidstaten ervoor zorgen dat het gezin in stand kan worden gehouden en dat gezinsleden aanspraak kunnen maken op voordelen (die ertoe strekken het gezin in stand te houden).
Volgens AG Gerard Hogan kan het doel van artikel 23 van van de Kwalificatierichtlijn niet worden bereikt indien een ongehuwde minderjarige wanneer hij meerderjarig wordt schriftelijk uitdrukkelijk te kennen geeft dat hij het gezin niet in stand wenst te houden.
De vierde prejudiciële vraag
Volgens AG Gerard Hogan blijft het recht van gezinsleden in de zin van artikel 2, onder j, derde streepje, van de Kwalificatierichtlijn om aanspraak te maken op voordelen (die ertoe strekken het gezin in stand te houden) bestaan nadat de persoon die subsidiaire bescherming geniet meerderjarig wordt maar slechts voor de geldigheidsduur van de verblijfstitel die hun is verstrekt.
De conclusie van AG Gerard Hogan
In omstandigheden als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, is het tijdstip dat doorslaggevend is voor de beoordeling van de minderjarigheid van de persoon die internationale bescherming geniet, overeenkomstig artikel 2, onder j), derde streepje, van richtlijn 2011/95/EU (...), de datum waarop zijn vader een verzoek om internationale bescherming doet op grond van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2013/32/EU (...), mits de persoon die internationale bescherming geniet zijn verzoek om deze bescherming heeft ingediend voordat hij meerderjarig werd en beide betrokken gezinsleden in dezelfde lidstaat aanwezig waren voordat de persoon die internationale bescherming geniet meerderjarig werd.
Overeenkomstig artikel 2, onder j), derde streepje, van richtlijn 2011/95 hangt het begrip „gezinsleden” ten aanzien van de vader van een persoon die internationale bescherming geniet, enkel af van drie voorwaarden, namelijk dat het gezin reeds bestond in het land van herkomst, dat de leden van het gezin van de persoon die internationale bescherming geniet in verband met het verzoek om internationale bescherming in dezelfde lidstaat aanwezig zijn en dat de persoon die internationale bescherming geniet minderjarig en ongehuwd is. Artikel 2, onder j), derde streepje, van richtlijn 2011/95 vereist niet dat het gezinsleven in de zin van artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie tussen de betrokken gezinsleden is hervat. Indien een ongehuwde minderjarige in de zin van artikel 2, onder j), derde streepje, van richtlijn 2011/95 wanneer hij meerderjarig wordt schriftelijk uitdrukkelijk te kennen geeft dat hij het gezin niet in stand wenst te houden, dan kan het doel van artikel 23 van richtlijn 2011/95 niet worden bereikt en zijn de bevoegde nationale autoriteiten niet verplicht om gezinsleden de in de artikelen 24 tot en met 35 van die richtlijn genoemde voordelen te verlenen.
De rechten van gezinsleden op grond van artikel 2, onder j), derde streepje, en artikel 23, lid 2, van richtlijn 2011/95 blijven niet voor onbeperkte tijd bestaan. Het recht van gezinsleden op grond van artikel 2, onder j), derde streepje, en artikel 23, lid 2, van richtlijn 2011/95 om aanspraak te maken op de in de artikelen 24 tot en met 35 van die richtlijn genoemde voordelen blijft, nadat de persoon die subsidiaire bescherming geniet meerderjarig is geworden, bestaan voor de geldigheidsduur van de verblijfstitel die hun overeenkomstig artikel 24, lid 2, van die richtlijn is verstrekt.
Wie is AG Gerard Hogan
Gerard Hogan is sinds 8 oktober 2018 AG bij het EU Hof van Justitie.
AG Gerard Hogan schreef sinds zijn benoeming
84 conclusies waaronder in de navolgende zaken:
- LH t Nederland 11-02-2021 ECLI:EU:C:2021:117 C-921/19 [over onder meer eisen die kunnen worden gesteld aan documenten ter onderbouwing van een opvolgende asielaanvraag; het EU Hof van Justitie heeft op 10-06-2021 (een heel erg fijn) arrest gewezen 👋👋👋]
- OA t het Verenigd Koninkrijk 30-04-2020 ECLI:EU:C:2020:342 C‑255/19 [over beëindiging van de vluchtelingenstatus; het EU Hof van Justitie heeft op 20-01-2021 arrest gewezen]
- Milkiyas Addis t Duitsland 19-03-2020 ECLI:EU:C:2020:225 C‑517/17 [over de ontvankelijkheid van een verzoek ingediend door een derdelander aan wie in een andere lidstaat internationale bescherming is verleend; het EU Hof van Justitie heeft op 16-07-2020 arrest gewezen]
- BMM ea t België 19-03-2020 ECLI:EU:C:2020:222 C‑133/19 C‑136/19 C‑137/19 [over de beoordeling van de minderjarigheid van kinderen van een als vluchteling erkende derdelander in een nareis-procedure; het EU Hof van Justitie heeft op 16-07-2020 arrest gewezen]
Digitale Luxemburgse Lunch 10 september 2021
Het EU Hof van Justitie wijst op 9 september 2021 arrest in de zaak SE t Duitsland. Onder meer dat arrest staat op het menu van een digitale Luxemburgse Lunch op 10 september 2021 van 12:15 uur tot 13:15 uur. Belangstellenden kunnen zich via
dit formulier opgeven voor deelname aan de digitale Luxemburgse Lunch.