In een brief van 24 juni 2008 aan de voorzitter van de Tweede kamer heeft de Staatssecretaris van Justitie maatregelen aangekondigd om te komen tot een effectievere asielprocedure en een effectiever terugkeerbeleid [
Terugkeerbeleid (?), 29 344 nr 67]. Een wetsvoorstel tot aanpassing van de vreemdelingenwet- & regelgeving aan voornoemde maatregelen is ingediend op 29 juni 2009 [
31994 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure]. Het is de bedoeling dat de nieuwe procedure op 1 juli 2010 inwerking treedt.
De nieuwe asielprocedure, in essentie een opgepimpte AC procedure, houdt onder meer het volgende in:
er komt en rust- en voorbereidingstermijn van 6 dagen [behalve voor de asielzoekers op AC Schiphol]de procedure wordt verlengd van 48 procesuren (= 4 dagen + 8 uren) tot 8 dagenindien binnen 8 dagen geen beslissing kan worden genomen wordt vindt in beginsel besluitvorming in de verlengde asielprocedure plaatsde vertrektermijn van asielzoekers wier aanvraag is afgewezen binnen 8 dagen wordt verlengd [van 0,nada] naar 4 weken gedurende welke periode opvang zal worden verleend.De 'verbetermaatregel' van een vertrektermijn van 4 weken wordt ingevoerd omdat het onwenselijk wordt geacht dat asielzoekers wier asielaanvraag is afgewezen geen recht hebben op opvang in afwachting van de behandeling van het door hen ingediende verzoek om een voorlopige voorziening teneinde uitzetting te voorkomen [31994 nr 3 MvT paragraaf 2.1].
Op dit moment is het zo dat voorzieningenrechters van rechtbanken om humanitaire redenen verzoeken om een voorlopige voorziening in zaken waarin binnen 48 procesuren een asielaanvraag is afgewezen met voorrang behandelen. Die humanitaire redenen zijn gelegen in de omstandigheid dat asielzoekers wier aanvraag binnen 48 procesuren is afgewezen geen vertrektermijn hebben en derhalve ook geen recht op opvang.
Door koppeling van opvang aan een vertrektermijn van 4 weken zou volgens de Raad voor de rechtspraak [Wetgevingsadvies 2008/18, 15 mei 2008; zie ook Wetgevingsadvies 2009/09, 19 maart 2009 )] het belang bij een behandeling met voorrang van een verzoek om een voorlopige voorziening behouden blijven [31994 nr 3; 31994 nr 6; 31994 nr 25].
Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [bijvoorbeeld ABRS, 19 januari 2010, 201000133/2/V1] en tegenwoordig ook eerstelijnsrechters [bijvoorbeeld Vzr Rtb DH zp DB, 17 december 2009, Awb 09/40361, LJN BK8531; Vzr Rtb DH zp DB, 27 augustus 2009, Awb 09/24172, LJN BK3233; Vzr Rtb DH zp A'dam, 3november 2009, Awb 09/24943, LJN BK3140; Vzr Rtb DH zp A'dam,20 oktober 2009, Awb 09/19115, LJN BK2231] volgt dat de omstandigheid dat een besluit voor uitvoering vatbaar is geen spoedeisend belang oplevert alsbedoeld in artikel 8:81 Awb.
Indien een verzoek om een voorlopige voorziening voor afwijzing vatbaar is vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang, wat is dan nog het belang bij een spoedige behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend door een asielverzoeker die nog in de opvang zit en die niet wordt uitgezet in afwachting van de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening. Het spoedeisend belang bij de voorlopige voorziening en het belang bij een spoedige behandeling van die voorlopige voorziening ontstaat op zijn vroegst bij verlopen van de vertrektermijn en de beƫindiging van opvang.
De Staatssecretaris van Justitie gaat er van uit dat een afgwezen asielverzoek binnen 4 weken door een rechter kan zijn beoordeeld. Het is de vraag of dat optimisme gerechtvaardigd is.