zondag 29 juni 2008

De ongewenstverklaringsprocedure als juridisch afvoerputje.

De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State verwijst de ongewenstverklaarde vreemdeling die de toepassing van artikel 1F VlV [ABRS, 19 juli 2007, 200702240/1; ABRS, 5 november 2007, 200705293/1, LJN BB8147; ABRS 22 oktober 2007, 200704566/1, JV 2008/3, LJN BB7202] en/of een beroep op artikel 3 EVRM [ABRS, 13 december 2004, 200408722/1, JV 2005/60; ABRS, 27 april 2007, 200700419/1; ABRS, 9 mei 2007, 200701433/1, JV 2007/295] en/of een beroep op artikel 8 EVRM [ABRS, 9 mei 2007, 200701433/1, JV 2007/295] en/of een beroep op artikel 15c KwalRi [ABRS 21 mei 2008, 200707344/1, JV 2008/256, LJN BD2773] aan de orde stellen wil naar de ongewenstverklaringsprocedure.

Procedureel biedt de ongewenstverklaringsprocedure niet het beloofde rechtsherstel voor het verlies van de toelatingsprocedure wegens het ontbreken van procesbelang.

De ongewenstverklaringsprocedure kent weliswaar veel fasen [voornemensfase, bezwaarfase, beroepsfase, hoger beroepsfase] maar het bezwaar schorst de ongewenstverklaring niet, een verzoek om een voorlopige voorziening mag niet worden afgewacht, vrijheidsontnemende maatregelen worden toegepast en uitzetting dreigt voor een voorzieningenrechter zich over de zaak heeft kunnen buigen.

Ook inhoudelijk biedt de ongewenstverklaringsprocedure niet het beloofde rechtsherstel voor het verlies van de toelatingsprocedure wegens het ontbreken van procesbelang.

De toepasselijkheid van artikel 3 EVRM tast de rechtmatigheid van de ongewenstverklaring niet aan [ABRS, 7 augustus 2006, JV 2006/371] zodat de ongewenst verklaarde vreemdeling met een beroep op artikel 3 EVRM verwezen wordt naar een procedure die niet voldoet aan de eisen die artikel 3 jo artikel 13 EVRM daaraan stelt omdat een gebrekkige besluitvorming met betrekking tot artikel 3 EVRM niet kan leiden tot gegrond verklaring van een tegen de ongewenstverklaring gericht beroep en tot vernietiging van de ongewenstverklaringsbeschikking op bezwaar [ABRS, 11 december 2003, 200305004/1, JV 2004/52; ABRS, 15 juni 2006, 200602132/1, JV 2006/290].

Voor een beroep op artikel 3 EVRM lijkt alleen nog de naar mijn idee overigens onbewandelbare weg van artikel 72 lid 3 Vw open te staan [EHRM, B. t. Nederland, 15 september 2005, JV 2006/33; ABRS, 15 juni 2006 , 200602132/ & 200602125/1, JV 2006/290; ABRS, 6 maart 2008, 200706839/1, JV 2008/169, LJN BC7124]. De artikel 72 lid 2 Vw procedure heeft met de ongwenstverklaringsprocedure vergelijkbare problemen.

Aan een beroep op artikel 15c KwalRi wordt niet toegekomen in het geval artikel 1F VlV aan de ongewenstverklaring ten grondslag ligt. Indien het artikel 1F VlV besluit in stand blijft is de Kwalificatierichtlijn niet van toepassing en derhalve ook artikel 15c KwalRi niet. Indien het artikel 1F VlV besluit niet in stand blijft vervalt de grondslag van de ongewenstverklaring. In andere gevallen zal artikel 15c KwalRi de rechtmatigheid van de ongewenstverklaring niet aantasten gelet op de omstandigheid dat het meer bescherming biedende artikel 3 EVRM de rechtmatigheid van de ongewenstverklaring al niet aantast.

[(Update) Uit de Notitie betreffende de toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag van 6 juni 2008 van de Staatssecretaris van Justitie kan worden opgemaakt dat het beleid gewijzigd wordt in die zin dat pas tot ongewenstverklaring wordt overgegaan nadat de tegenwerping van artikel 1F VlV onherroepelijk is geworden]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten