Een asielzoekende vreemdelinge van wie in rechte wel de Somalische afkomst is komen vast te staan maar niet de gestelde Somalische nationaliteit dient een tweede asielaanvraag in waaraan ze ondermeer de dreigende besnijdenis van haar tijdens de aanvraagfase van de eerste asielprocedure geboren dochter ten grondslag legt.
Het beroep op de afwijzing van de tweede aanvraag wordt kortsluitend gegrond verklaard omdat de voorzieningenrechter uitgaat van de geloofwaardigheid van de Somalische herkomstnationalteit en in verband met de dreigende besnijdenis van de inmiddels bijna 5 jaar oude dochter van de asielzoekende vreemdelinge.
De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] verklaart het hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie op 16 juni 2008 kennelijk gegrond en vernietigt de uitspraak omdat de voorzieningenrechter ten onrechte van de geloofwaardigheid van de Somalische herkomstnationaliteit van de asielzoekende vreemdelinge is uitgegaan [ABRS, 16 juni 2008, 200803052/1, LJN BD5503].
Met een verwijzing naar een uitspraak van 6 maart 2008 [ABRS, 6 maart 2008, 200706839/1] onderzoekt de Afdeling of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden en concludeert de Afdeling dat die er niet zijn nu [voor zover relevant] de asielzoekende vreemdelinge haar gestelde Somalische herkomstnationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt en haar dochter is geboren vóór de afwijzing van haar eerste asielaanvraag zodat zij de dreigende besnijdenis in die eerste asielprocedure aan de orde had kunnen [& moeten] stellen.
Ten tijde van de afwijzing van de eerste asielaanvraag van de asielzoekende vreemdelinge was haar dochter ongeveer 3 maanden oud. Op dat moment was de dreigende besnijdenis helemaal niet actueel omdat onder meer uit het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van november 2007 kan worden opgemaakt dat in Somalië meisjes besneden worden bij een leeftijd tussen 6 en 10 jaar, in steden tussen 5 en 9 jaar [pagina 62].
Ik vraag me af waarom de Afdeling de gestelde dreigende besnijdenis beoordeelt omdat deze gelet op de omstandigheid dat de asielzoekende vreemdeling haar Somalische herkomstnationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt helemaal niet relevant is voor de beoordeling van haar tweede asielaanvraag.
Ik vraag me verder af of van een asielzoekende vreemdelinge kan worden geëist dat zij een niet actueel asielmotief aan de orde stelt ter onderbouwing van een eerste asielaanvraag op straffe van het tegenwerpen van het ontbreken van nieuwe feiten en/of omstandigheden bij het indienen van een tweede asielaanvraag na het actueel worden van het asielmotief. Van een niet actueel asielmotief immers kan niet worden gesteld dat het relevant is voor de beoordeling van een asielaanvraag [zie bijvoorbeeld: ABRS, 14 april 2006, 200601113/1 (ro 2.1.3), MigratieWeb ve06000557].
Ik vraag me tenslotte af of de aanvraag van de asielzoekende vreemdelinge als een herhaalde aanvraag zou kunnen zijn aangemerkt indien van de geloofwaardigheid van de gestelde Somalische herkomstnationaliteit zou zijn uitgegaan. De dreigende besnijdenis immers kan worden aangemerkt als een nieuw feitencomplex dat een zelfstandig karakter heeft ten opzichte van de eerdere asielaanvraag. In zo'n geval lijkt van een herhaalde aanvraag geen sprake te zijn [ABRS, 31 oktober 2002 (zinledige verwijzing na eerdere afwijzende beschikking), LJN AF2853; ABRS, 31 mei 2005 (asielaanvraag na terugkeer land van herkomst: nieuw feitencomplex met zelfstandig karakter tov eerdere asielaanvraag), JV 2005/255, mn TS ; ABRS, 20 december 2006, 200607242/1 (asielaanvraag na terugkeer land van herkomst), LJN AZ5991, MigratieWeb ve07000067; ABRS, 27 april 2007, 200701212/1 (asielaanvraag na terugkeer land van herkomst), LJN BA4658, MigratieWeb ve07000908; ABRS 22 november 2007, 200705487/1 (bekering in de beroepsfase), JV 2008/39 mn TS, MigratieWeb ve08000002; ABRS, 26 mei 2008, 200800351/1 (bekering in beroepsfase), LJN BD3183].
Geen opmerkingen:
Een reactie posten