Een rechtsmiddel aangewend door een daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd advocaat is niet ontvankelijk indien dat rechtsmiddel is aangewend na uitzetting van de betrokken vreemdeling en met die vreemdeling na diens uitzetting geen contact meer is onderhouden. Dat kan worden opgemaakt uit uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtpraak Raad van State [hierna: Afdeling] van 31 maart 2009 en 7 september 2009 [ABRS, 31 maart 2009, 200808378/1/V2, JV 2009/285 nt F.A.W. Banier; ABRS, 7 september 2009, 200906140/1/V1].
In de uitspraak van 7 september 2009 neemt de Afdeling in aanmerking dat niet is gesteld dat het onmogelijk was zodanige voorzieningen te treffen dat na de uitzetting nog contact zou kunnen zijn onderhouden. Gelet op de vandaag de dag bestaande mogelijkheden om wereldwijd contact te onderhouden lijkt zo'n situatie nauwelijks denkbaar behalve misschien in het geval van een vreemdeling wiens vrijheid na zijn uitzetting is ontnomen waarbij hem contact met de buitenwereld wordt onthouden.
Een machtiging bij voorbaat voldoet niet omdat volgens de Afdeling uit artikel 70 lid 1 Vw 2000 volgt dat de volmacht afzonderlijk per instantie moet worden verleend en niet in het algemeen voor alle nog aan te wenden rechtsmiddelen kan worden verleend. Volgens Floris Bannier in zijn noot bij de uitspraak van 31 maart 2009 valt een specifieke machtiging bij voorbaat voor een bepaald aan te wenden rechtsmiddel onder het bereik van artikel 70 lid 1 Vw 2000. Hij vraagt zich echter tegelijktijd af of een dergelijke machtiging door de Kneuterdijkse beugel kan. Dat vraag ik mij eerlijk gezegd ook af.
Kortom: zorg voor een mogelijkheid tot het onderhouden van contact na uitzetting!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten