Uit artikel 36 van het Verdrag van Wenen [zie ook hier] en artikel 5.5 lid 2 Vb 2000 volgt dat de consulaire vertegenwoordiging van het land van herkomst van een in bewaring gestelde vreemdeling in kennis wordt gesteld van de vrijheidsontneming indien die vreemdeling daarom verzoekt en dat die vreemdeling in kennis wordt gesteld van zijn recht op consulaire bijstand.
Indien een in bewaring gestelde vreemdeling consulaire bijstand wenst rust op de Staatssecretaris van Justitie de verplichting om de consulaire vertegenwoording zo spoedig mogelijk daarvan in kennis te stellen opdat voorkomen wordt dat die consulaire vertegenwoordiging het recht op contact met eigen onderdanen niet kan uitoefenen [ABRS, 3 september 2009, 200905606/1/V3].
In het geval van schending van het recht op consulaire bijstand vindt een 'lichte' belangenafweging plaats. Er hoeven geen bijzondere en zwaarwegende staatssecretariele belangen te worden gesteld zoals lijkt te moeten in het geval van schending van voorschriften die grondrechten en/of mensenrechten [en/of andere verdragsrechten?] beogen te beschermen.
Met een verwijzing naar de [veelal] onbetwiste omstandigheden die ten grondslag zijn gelegd aan het met de inbewaringstelling gemoeide belang van de openbare orde, gestelde staatssecretariele belangen en/of niet door de betrokken vreemdeling gestelde belangen wordt geconcludeerd dat van een onredelijke verhouding tussen de met de bewaring gediende en de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen geen sprake is.
Piet Baudoin eindigt zijn noot bij de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2009 moedeloos met de conclusie dat dat het niet meedelen van het recht op consulaire bijstand zelden tot een gegrond beroep zal leiden [ABRS, 10 februari 2009, 200808138/1, JV 2009/168 nt PJAM Baudoin].
De Afdeling lijkt een keuze te hebben gemaakt voor de 'lichte' belangenafweging [ABRS, 20 februari 2009, 200900488/1/V3 (ABRS, 2 december 2008, 200807626/1)] omdat het recht op consulaire bijstand wordt gezien als een van het recht van een consulaire vertegenwoordiging op contact met eigen onderdanen afgeleid recht en als niet een min of meer fundamenteel [A/CN.4/611] 'zelfstandig' recht [ABRS, 3 september 2009, 200905606/1/V3, ro 2.2.2].
Het is de vraag of dat zo is. Misschien moeten we het eens over de mensen/grond/verdragsrechtenboeg gaan gooien.
Aanknopingspunten zijn daarvoor mogelijk te vinden in rechtspraak van het Internationaal Gerechtshof [bijvoorbeeld LaGrand (Germany v. United States of America) (zie ro 77, (...)
Article 36, paragraph 1, creates individual rights (...)); Avena and Other Mexican Nationals (Mexico v. United States of America) (hoewel, zie ro 124)].
Of in artikel 46 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie waarin het recht op diplomatieke en consulaire bescherming erkend is als
een grondrecht voor de unieburger (zie ook hier). Niet valt in te zien waarom het recht op diplomatieke en consulaire bescherming wel een grondrecht is voor een unieburger maar niet voor een niet-unieburger.
Of in artikel 10 van de Declaration on the Human Rights of Individuals Who Are Not Nationals of the Country in Which they Live [A/RES/40/144] (zie ook A/CN.4/565, 630).
Of in priciple 16.2 van de Body of Principles for the Protection of All Persons under Any Form of Detention or Imprisonment [A/RES/43/173].
Of in ...
Zie ook
- Vermeer-Künzli, Anna Maria Helena, The protection of individuals by means of diplomatic protection : diplomatic protection as a human rights instrument, 2007
- Enrico Milano, Diplomatic Protection and Human Rights before the International Court of Justice: Refashioning Tradition?, NYoIL (2004) 35
- UN International Law Commission, Diplomatic Protection
- UN International Law Commission, Expulsion of Aliens
- United Nations Conference on Consular Relations, 1963
[Update 090918]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten