Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] kan worden afgeleid dat op een in bewaring gestelde vreemdeling een, op zijn rechtsplicht om Nederland te verlaten gebaseerde, verplichting rust tot het verlenen van medewerking [ABRS, 18 mei 2005, 200503257/1, JV 2005/282; ABRS, 14 november 2005, 200507769/1, JV 2006/13; ABRS, 5 juni 2007, 200703139/1], actief en volledig [ABRS, 5 juni 2007, 200703139/1; ABRS, 30 juli 2007, 200704331/1, JV 2007/426, LJN BB1452; ABRS, 16 oktober 2007, 200706635/1, JV 2007/532], aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens waaronder documenten (voorheen alleen documenten) die nodig zijn om de beoogde uitzetting te kunnen bewerkstelligen en tot het verrichten van de nodige, controleerbare inspanningen om dergelijke gegevens te verkrijgen tenzij door die vreemdeling aannemelijk wordt gemaakt dat in zijn geval sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat hij niet in staat kan worden geacht gegevens als vorenbedoeld te verschaffen [ABRS, 13 juni 2008, 200803407/1, LJN BD4787; ABRS, 30 juni 2008, 200803754/1, JV 2008/308, LJN BD6659; ABRS, 7 juli 2008, 200803334/1; ABRS, 17 juli 2008, 200804285/1; ABRS, 28 juli 2008, 200804914; ABRS, 6 augustus 2008, 200805059/1].
Uit rechtspraak van de Afdeling kan voorts worden opgemaakt dat volgens de Afdeling veelal de medewerking van de vreemdeling nodig is om hem uit te zetten. Indien het belang van de openbare orde de bewaring van een vreemdeling met het oog op zijn uitzetting vordert dan wordt in het geval van een niet of onvoldoende aan zijn uitzetting meewerkende vreemdeling volgens de Afdeling niet alleen de mogelijkheid tot uitzetting veiliggesteld maar wordt bovendien het zicht op uitzetting verscherpt en bevorderd door het permante toezicht op de van de vreemdeling verlangde medewerking tijdens de bewaring [ABRS, 14 november 2005, 200507769/1, JV 2006/13; ABRS, 30 juni 2008, 200803754/1, JV 2008/308, LJN BD6659; ABRS, 6 agustus 2008, 200804635/1].
Gelet op de hoge eisen die worden gesteld aan de medewerking van een in bewaring gestelde vreemdeling in combinatie met het permanente toezicht op de verlangde medewerking tijdens de bewaring lijkt vreemdelingenbewaring in weerwil van haar conservatoire en niet-punitieve karakter tevens feitelijk een gijzeling geworden te zijn om de medewerking van de vreemdeling aan zijn uitzetting af te dwingen [vergelijk Rtb DH nzp A'dam, 17 april 2008, Awb 08/10669, LJN BD0978].
([Update 080905] Hoewel de verplichting daartoe ook geldt in de situatie dat ondanks zodanige medewerking niet tot uitzetting kan worden gekomen, kan de desbetreffende vreemdeling in dat geval niet langer ter motivering van de bewaring worden tegengeworpen dat hij niet of in onvoldoende mate aan zijn verplichting tot medewerking voldoet. [ABRS, 5 september 2008, 200805982/1])
([Update 080925] Niet gebleken is dat de door de vreemdeling bij zijn presentatie aan de consulaire vertegenwoordiging van Iran af te leggen verklaring dat hij bereid is vrijwillig naar Iran terug te keren een zodanige strekking heeft dat het afleggen daarvan verder gaat dan binnen het bestek van de op hem rustende verplichting Nederland eigener beweging te verlaten redelijkerwijs van hem zou kunnen worden verlangd. [ABRS, 4 september 2008, 200805361/1])
Geen opmerkingen:
Een reactie posten