woensdag 11 februari 2009

Procedurerichtlijn & herhaalde aanvragen

De Procedurerichtlijn [2005/85/EG, Afdeling IV] biedt lidstaten de mogelijkheid om herhaalde asielaanvragen in een specifieke procedure te behandelen. Een op 'nieuwe elementen of bevindingen' gebaseerde herhaalde asielaanvraag ingediend nadat een beslissing op een eerdere asielaanvraag onherroepelijk is geworden [artikel 32 lid 2b PRi] wordt verder behandeld in de 'gewone' procedure [al dan niet verkort, al dan niet met voorrang] indien die 'nieuwe elementen of bevindingen' de kans op erkenning als vluchteling aanzienlijk groter maken [artikel 32 lid 4 PRi]. Lidstaten kunnen besluiten een verdere behandeling van een herhaalde aanvraag te beperken tot die van asielzoekers die 'buiten hun toedoen' de 'nieuwe elementen of bevindingen' niet eerder aan de orde hebben gesteld [artikel 32 lid 6 PRi].

Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna Afdeling] volgt dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing; dit uitgangspunt geldt niet alleen voor besluiten genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, maar ook voor besluiten op een verzoek om terug te komen van een al dan niet op aanvraag genomen besluit [ABRS, 28 mei 2008, 200801656/1, ro 2.1.2; ABRS, 28 mei 2008, 200802254/1, ro 2.1.1].

Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten volgens de Afdeling worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd; indien hieraan voldaan is dan is volgens de Afdeling niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen [zie bijvoorbeeld ABRS, 20 januari 2009, 200807592/1].

Nieuwe feiten en omstandigheden - nova - in de zin van artikel 4:6 Awb zijn volgens mr M. Schreuder-Vlasblom in 'Rechtsbescherming en bestuurlijke voorprocedure' [Kluwer, 2008, 3e druk, ISBN 9789013054224, pagina 236; een aanrader] feitelijke omstandigheden of verkregen feitelijke inzichten, argumenten vallen buiten het novum-begrip. De niet op voorhand evident irrelevantie van nova in de zin van artikel 4:6 Awb moet worden bezien aan de hand van de afwijzingsgronden, niet aan de hand van de eerste aanvraag.

Het gemeenschappelijk novum-begrip lijkt ruimer te zijn dan het op artikel 4:6 Awb gebaseerde novum-begrip, het gemeenschappelijk novum-begrip lijkt anders dan het op artikel 4:6 Awb gebaseerde novum-begrip ook 'oude' nova te omvatten, [de relevantie van] het gemeenschappelijke novum-begrip lijkt te moeten worden bezien aan de aan van het beroep op internationale bescherming en niet aan de hand van de eerdere afwijzing daarvan en er lijken meer gemeensrechtelijke procedurele waarborgen te zijn.

Het begrip 'elementen' wordt in de Procedurerichtlijn in verschillende artikelen genoemd [artikel 10 lid 1a PRi, artikel 23 lid 4 h&o PRi, artikel 32 PRi en artikel 37 PRi] en in één daarvan [artikel 10 lid 1a PRi] wordt verwezen naar artikel 4 van de Definitierichtlijn [2004/83/EG waar uit kan worden opgemaakt dat 'elementen' bestaan uit verklaringen van de asielzoeker en alle documentatie in het bezit van de asielzoeker over zijn leeftijd, achtergrond, ook die van relevante familieleden, identiteit, nationaliteit(en), land(en) en plaats(en) van eerder verblijf, eerdere asielverzoeken, reisroutes, identiteits- en reisdocumenten en de redenen waarom hij een verzoek om internationale bescherming indient: feitelijkheden derhalve.

Volgens de digitale 'Van Dale' betekent 'bevinding' de 'uitkomst ve onderzoek of waarneming'. Van de uitkomst van een waarneming is [min of meer] duidelijk dat het gaat om een feitelijkheid. Dat geldt imho niet voor de uitkomst van een onderzoek waaronder mede kan worden begrepen een argument. Voor het standpunt dat ook nieuwe argumentatie aan een herhaalde asielaanvraag ten grondslag kan worden gelegd is steun te vinden in overweging 15 in de preambule van de Procedurerichtlijn waarin staat dat indien een asielzoeker een volgend asielverzoek indient zonder nieuwe bewijzen of argumenten voor te leggen het onevenredig zou zijn de lidstaten te verplichten een volledig nieuwe onderzoeksprocedure te volgen. Het gemeenschappelijke novum-begrip lijkt mede nieuwe argumenten te omvatten.

Dat het gemeenschappelijke novum-begrip ook 'oude' nova omvat volgt volgens mr Hemme Battjes 'European Asylum Law and International Law' [Martinus Nijhoff Publishers, 206, ISBN 9004150870, pagina 336 ev, nummer 433] uit artikel 1A(2) VlV jo artikel 33 VlV en andere refoulementverboden. Het volgt imho ook uit de mogelijkheid die artikel 32 lid 6 van de Procedurerichtlijn de lidstaten biedt om te besluiten een verdere behandeling van een herhaalde aanvraag te beperken tot die van asielzoekers die 'buiten hun toedoen' de 'nieuwe elementen of bevindingen' niet eerder aan de orde hebben gesteld.

Indien nieuwe elementen of bevindingen de kans op erkenning als vluchteling aanzienlijk groter maken wordt een herhaalde asielaanvraag verder behandeld in de 'gewone' procedure [al dan niet verkort, al dan niet met voorrang]. Daaruit lijkt te kunnen worden opgemaakt dat de gemeenschappelijke nova moeten worden bezien aan de aan van het beroep op internationale bescherming en niet aan de hand van de afwijzing daarvan.

Nederland heeft van de mogelijkheid om herhaalde in een specifieke procedure te behandelen gebruik gemaakt en tevens van de mogelijkheid om een verdere behandeling te beperken. Dat volgt uit de omstandigheid dat Nederland artikel 32 PRi geimplementeerd heeft in artikel 4:6 Awb [MvT, 30976 nr 3, transponeringstabel]. Kan de implementatie van artikel 32 PRi in artikel 4:6 Awb door de gemeenschaprechtelijke beugel?

Artikel 34 van de Procedurerichtlijn geeft de lidstaten de vrijheid de specifieke procedure voor herhaalde asielaanvragen in te richten maar bepaalt tevens dat dat de regels de toegang tot een nieuwe procedure niet onmogelijk mogen maken en evenmin mogen leiden tot een daadwerkelijke ontzegging of veregaande inperking van een dergelijke toegang. De procdurebepaling is niet geïmplementeerd, artikel 4:6 Awb lijkt daarvoor ook niet de meest geschikte bepaling.

De procedurele bescherming die de Procedurerichtlijn asielzoekers die een herhaalde aanvraag indienen biedt is een gemeenschappelijk beginsel, het effectiviteits- of doelmatigheidsbeginsel [HvJ EG, Rewe &zovoort t. Duitsland, 16 december 1976, Case 33-76]. Het is min of meer standaardrechtspraak van het gemeenschappelijk Hof van Justitie dat het rechtszekerheidbeginsel , ook heilig in de gemeenschap, vóór het effectiviteitsbeginsel gaat [zie bijvoorbeeld HvJ EG, Kempter t. Duitsland, 12 februari 2008, C-2/06]. De Procedurerichtlijn lijkt de mogelijkheid te bieden om met een beroep op het effectiviteitsbeginsel de rechtszekerheid van de onherroepelijk geworden afwijzing van de eerdere asielaanvraag aan te tasten. Indien die ruimte er is wordt die mogelijk beperkt door de in artikel 4 van de Definitierichtlijn neergelegde verplichting om alle elementen ter onderbouwing van een asielaanvraag zo spoedig mogelijk te overleggen.

Tot slot. De Procedurerichtlijn heeft betrekking op verzoeken om bescherming op grond van het Vluchtelingenverdrag. Artikel 3 lid 3 van de Procedurerichtlijn bepaalt dat wanneer verzoeken in voornoemde zin gelijktijdig worden behandeld met verzoeken om andere vormen van internationale bescherming lidstaten de richtlijn gedurende de gehele procedure toepassen. Het is niet duidelijk of dat ook geldt voor bepalingen van de Procedurerichtlijn waarin expliciet wordt verwezen naar het Vluchtelingenverdrag zoals artikel 32 van de Procedurerichtlijn. Batjjes meent van wel [nummer 436 jo nummer 362], de rechtbank 's-Gravenhage zp Zwolle lijkt daarover anders te denken [Rtb DH zp Zwolle, 15 augustus 2008, Awb 08/26756 & 08/26758, LJN BE8662].

[Update 090311: tekst = gehusseld]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten