woensdag 25 februari 2009

EG Hof van Justitie, Elgafaji t.Nederland, 17 februari 2009, C-465/07

Op 17 februari 2009 wees het EG Hof van Justitie arrest in de zaak Elgafaji t. Nederland [HvJ EG, Elgafaji ea t. Nederland, 17 februari 2009, C-465/07]. In het arrest heeft het EG Hof van Justitie prejudiciele vragen gesteld door de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State over artikel 15c van de Definitierichtlijn beantwoord. Het arrest heeft veel stof doen opwaaien en op 13 maart 2009 wordt er zelfs een heus congres aan gewijd.

In het arrest wordt verwezen naar de zaak N.A. t. het Verenigd Konionkrijk waarover het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op 17 juli 2008 oordeelde en het arrest lijkt daar zwaar op te leunen [EHRM, N.A.t.VK, 17 juli 2008, 25904/07]. Vergelijk bijvoorbeeld rechtsoverwegingen 36 en 37 van het EG Hof van Justitie in de zaak Elgafaji t. Nederland met rechtsoverwegingen 114 [1e twee zinnen] en 115 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak N.A. t. het Verenigd Koninkrijk.

Het EG Hof van Justitie overweegt in rechtsoverweging 28 weliswaar dat artikel 15b DRi in wezen overeenstemt met artikel 3 EVRM maar dat is imho niet geheel juist. Artikel 15b DRi immers onderscheidt zich van artikel 3 EVRM in die zin dat de schending plaats vindt in het land van herkomst. Daarmee heeft de gemeenschapswetgever 'St Kitts' achtige situaties buiten het bereik van artikel 15b DRi willen houden [zie bijvoorbeeld hier (Update 090228: Zie ook mr Hemme Battjes, European Asylum Law and International Law, 2006, ISBN 9004150870, pagina 234 ev)].

Uit rechtsoverweging 115 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak N.A. t. het Verenigd Koninkrijk lijkt te kunnen worden opgemaakt dat in het geval van uitzetting van een asielzoekende derdelander naar een land van herkomst waar sprake is van een algemene situatie van extreem geweld schending van artikel 3 EVRM plaats vindt door de uitzetting in het land dat uitzet en niet in het land van herkomst [(Update 090227: zie ook EHRM, FH t. Zweden, 20 januari 2009, 32621/06, ro 90 &) vergelijk EHRM, D. t. VK, 2 mei 1997, 30240/96]. Zo'n situatie valt buiten het bereik van artikel 15b DRi maar binnen het bereik van artikel 3 EVRM en van artikel 15c DRi.

Artikel 15c DRi lijkt een ruimere bescherming te bieden dan artikel 3 EVRM. Het EG Hof van Justitie immers overweegt dat artikel 15c DRi inhoudelijk verschilt van artikel 3 EVRM en dat een autonome uitleg daarvan is vereist [ro 28]. Bovendien overweegt het EG Hof van Justitie dat hoe meer bewijs een asielzoekende derdelander levert dat hij specifiek wordt geraakt hoe lager de mate van willeurig geweld zal zijn die vereist is voor een geslaagd beroep op subsidiaire bescherming [ro 39].

De tijd zal het leren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten