Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State volgt dat de bewaringsrechtereen oordeel dient te geven over de rechtmatigheid van de bewaring (waaronder het zicht op uitzetting), naar de omstandigheden waaronder die bij het bestreden besluit is opgelegd (staandehouding &zovoort) en nadien is voortgezet (voortvarendheid, belangenafweging) [ABRS, 7 mei 2003, 200301594/1, JV 2003/268; ABRS 1 juni 2007, 200703267/1, JV 2007/333, LJN: BA6989].
Verschillende keren is gepoogd om de wijze van uitzetting door de bewaringsrechter te laten toetsen. Niet altijd met evenveel succes.
Indien de wijze van uitzetting het zicht op uitzetting of de voortvarendheid niet raakt stuit de poging af op de standaardoverweging dat het besluit tot bewaring geen beslissing bevat over de wijze van uitzetting [ABRS, 22 november 2001, 200104995/1; ABRS , 1 augustus 2007, 200704728/1].
Indien de wijze van uitzetting het zicht daarop raakt zal de bewaringsrechter die wijze van uitzetting moeten toetsen omdat een wijze van uitzetting zonder zicht daarop de bewaring onrechtmatig maakt [ABRS, 28 mei 2004, 200403186/1, JV 2004/278].
Indien de wijze van uitzetting de voortvarendheid raakt zal de bewaringsrechter die wijze van uitzetting ook moeten toetsen omdat een uitzettingshandeling die geen uitzettingshandeling is kan leiden tot de conclusie dat er onvoldoende voortvarend te werk is gegaan [ABRS, 22 augustus 2007, 200704992/1, LJN: BB2452, JV 2007/452].
Geen opmerkingen:
Een reactie posten