donderdag 28 juni 2012

EHRM, BZ t Zweden, 29 mei 2012, 74352/11

Een denk ik opmerkelijke beslissing van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens [hierna: Hof] in de zaak BZ t Zweden van 29 mei 2012 [EHRM, BZ t Zweden, 29 mei 2012, 74352/11].

Ruim drie jaar na het onherroepelijk worden van een afwijzende beslissing op een aanvraag om toelating wordt over de dreigende verwijdering als gevolg daarvan geklaagd bij het Hof.

Het Hof passeert het argument van Zweden dat de 6-maanden termijn van artikel 35 lid 1 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens is verstreken en overweegt dat
(...) in cases where it is alleged that the removal of a person to another country will expose him or her to a risk of irreparable harm in violation of Article 2 or 3, it is the actual removal that triggers the responsibility under the Convention, as the direct consequence of this action is that the sending State exposes the person to the risk in question (...).

De 6-maanden termijn gaat daarom pas lopen indien de verwijdering ten uitvoer wordt gelegd. In het geval BZ is die termijn nog niet gaan lopen zodat de 6-maanden termijn niet is verstreken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten