Op 5 september 2012 heeft het EU Hof van Justitie een belangwekkend arrest gewezen in de gevoegde zaken Y & Z t Duitsland [EU HvJ, Y & Z t Duitsland, 5 september 2012, C-71/11 & C-99/11].
In het arrest overweegt het EU Hof van Justitie dat niet elke aantasting van het recht op godsdienstvrijheid een daad van vervolging is en dat bij de beoordeling van de vraag of een aantasting van het recht op godsdienstvrijheid een daad van vervolging is zal moeten worden onderzocht of - gelet op de persoonlijke situatie van de betrokken asielzoekende derdelander - die asielzoekende derdelander om redenen van de uitoefening van die vrijheid in zijn land van herkomst een werkelijk gevaar loopt om met name te worden vervolgd of te worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen.
Het EU Hof van Justitie overweegt voorts dat de vrees voor vervolging van een asielzoekende derdelander gegrond is zodra in redelijkheid kan worden aangenomen dat hij bij terugkeer in zijn land van herkomst godsdienstige handelingen zal verrichten die hem blootstellen aan een werkelijk gevaar van vervolging en dat van de asielzoekende derdelander redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat hij van deze godsdienstige handelingen afziet.
Dat van een asielzoekende derdelander redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat hij van het verrichten van godsdienstige handelingen afziet is in het bijzonder van belang gelet op de rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] in zaken van bekeerlingen waaruit volgt dat van bekeerlingen wel mag worden verwacht dat zij zich terughoudend opstellen wat betreft het verrichten van bekeringsactiviteiten teneinde de problemen die zij als gevolg daarvan mogelijk zullen ondervinden te vermijden [ABRS, 4 oktober 2010, 200902318/1/V2 & 200910124/1/V2; ABRS, 28 oktober 2010, 200902943/1/V3; ABRS, 25 november 2010, 200904196/1/V3; ABRS, 8 december 2012, 201005450/1/V1; ABRS, 24 december 2010, 200908196/1/V3].
Het arrest is mogelijk ook van belang voor asielzoekende derdelanders van wie om andere redenen dan godsdienst wordt verwacht dat zij zich terughoudend opstellen [ABRS, 11 januari 2011, 201003751/1/V1 (Afghanistan, verwesterde levensstijl); ABRS, 11 mei 2011, 201011782/1/V1 (homo); ABRS, 23 december 2011, 201104188/1/V1 (Afghanistan, verwesterde levensstijl); ABRS, 16 april 2012, 201102056/1/V4 (Afghanistan, verwesterde levensstijl); ABRS, 18 april 2012, 2011099281/t1/v2 & 201012342/t1/v2 & 2011066151/t1/v2 (homo's, prejudiciele vragen gesteld)].
Uit arresten van het EU Hof van Justitie van 13 januari 2004 en 12 februari 2008 in de zaken Kühne & Heitz t Nederland en Willy Kempter KG t Duitsland volgt dat het feit dat een bestuursbesluit definitief is geworden bijdraagt tot rechtszekerheid zodat het gemeenschap[thans unie]recht niet vereist dat een bestuursorgaan in beginsel moet terugkomen op een dergelijk definitief bestuursbesluit maar dat een nationaal bestuursorgaan in bijzondere omstandigheden op grond van het samenwerkingsbeginsel gehouden kan zijn een definitief geworden bestuursbesluit opnieuw te onderzoeken teneinde rekening te houden met de uitlegging die het Hof van Justitie nadien aan een relevante bepaling van gemeenschapsrecht heeft gegeven [EG HvJ, Kühne & Heitz t Nederland, 13 januari 2004, C-453/00; EG HvJ, Willy Kempter KG t Duitsland, 12 februari 2008, C-2/06].
Op naar Ter Apel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten