dinsdag 15 november 2011

EU HvJ, Murat Dereci ea t Oostenrijk, 15 november 2011, C‑256/11

Vandaag heeft het EU Hof van Justitie [hierna: Hof] arrest gewezen in de post-Zambrano zaak van Murat Dereci ea t Oostenrijk [EU HvJ, 15 november 2011, C-256/11; Standpuntbepaling  AG P. Mengozzi, 29 september 2011].

Het gaat om derdelanders die willen samenleven met verschillende soorten familieleden/unieburgers die wonen in de lidstaat waarvan ze de nationaliteit hebben, die nimmer gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrij verkeer en die niet afhankelijk zijn van de derdelanders voor hun levensonderhoud [behalve dan misschien de kinderen van Murat Dereci?].

Het Hof onderzoekt eerst of de Unieburgerrichtlijn of de Gezinsherenigingsrichtlijn van toepassing zijn hetgeen niet het geval is. De unieburgers immers hebben geen gebruik gemaakt van hun recht op vrij verkeer terwijl de Gezinsherenigingsrichtlijn niet van toepassing is op unieburgers. [ro 44 t/m 58]

Vervolgens onderzoekt het Hof of de betrokken unieburgers van een beroep kunnen doen op de verdragsbepalingen betreffende het burgerschap van de Unie. Het Hof overweegt dat de situatie van een unieburger die het recht van vrij verkeer niet heeft uitgeoefend niet op grond van dit feit alleen kan worden gelijkgesteld met een zuiver interne situatie omdat de hoedanigheid van unieburger de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten moet zijn.

Artikel 20 van het VWEU verzet zich volgens het Hof tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat unieburgers het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan hun status van unieburger ontleende rechten. Het criterium van de ontzegging van het effectieve genot van belangrijkste aan de status van unieburger ontleende rechten heeft betrekking heeft op gevallen die erdoor gekenmerkt worden dat de unieburger feitelijk wordt verplicht om het grondgebied van niet alleen de lidstaat waarvan hij staatsburger is te verlaten maar ook dat van de Unie als geheel.

Het gaat volgens het Hof om een criterium van zeer bijzondere aard. Het enkele feit dat het voor een unieburger misschien wenselijk is dat familieleden/derdelanders bij hem verblijven  volstaat op zich niet om aan te nemen dat de unieburger verplicht zal worden om het grondgebied van de Unie te verlaten indien die familieleden/derdelanders een verblijfsrecht niet wordt toegekend. [ro 59 t/m 69]

Het Hof onderzoekt in de derde plaats het recht op eerbiediging van het privé-leven en het familie- en gezinsleven en overweegt  dat indien de situatie van een derdelander onder het recht van de Unie valt zalmoetn worden onderzocht of de ontzegging van een verblijfsrecht het recht op eerbiediging van hun privé-leven en familie- en gezinsleven in de zin van artikel 7 van het Handvest aantast en dat indien de situatie van een derdelander niet onder het recht van de Unie valt zal moeten worden onderzocht of  de ontzegging van een verblijfsrecht het recht op eerbiediging van hun privé-leven en familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aantast. [ro 70 t/m 74]

Aldus een eerste lezing van het arrest in de trein naar Zwolle.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten