Op 7 januari 2011 heeft de President van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in twee zaken van uit centraal en zuid Somalië afkomstige derdelander interim measures getroffen. Die interim measures hebben geleid tot het instellen van een vertrekmoratorium op 21 maart 2011. Als het aan de Minister voor Immigratie en Asiel ligt gaat het beslissen op asielaanvragen van Somalische asielzoekers gewoon door. [nr 5688465/11].
Reden voor de instelling van het vertrekmoratorium is het opleggen van interim measures door de President van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in zaken van uit centraal en zuid Somalië afkomstige derdelanders.
Het vertrekmoratorium is geregeld in artikel 45 lid 4 jo artikel 45 lid 5 van de Vreemdelingenwet. Opvangvoorzieningen van een derdelander worden niet beëindigd en het verblijf van de derdelander wiens opvangvoorzieningen niet beëindigd zijn is rechtmatig in de zin van artkel 8j van de Vreemdelingenwet.
De implementatiewetgever is voornemens om in artikel 45 lid 5 van de Vreemdelingenwet in artikel 6(4) van de Terugkeerrichtlijn te implementeren [32420 nr 3, transponeringstabel]. Artikel 6(4) van de Terugkeerrichtlijn bepaalt dat de lidstaten kunnen beslissen een illegale derdelander een vorm van toestemming tot verblijf te geven. In dat geval wordt geen terugkeerbesluit uitgevaardigd. Indien al een terugkeerbesluit is uitgevaardigd wordt het ingetrokken of opgeschort.
Uit artikel 6(4) van de Terugkeerrichtlijn volgt dwingend dat in het geval van een vertrekmoratorium geen terugkeerbesluit en derhalve ook geen meeromvattende beschikking genomen wordt [vergelijk ABRS, 21 maart 2011, 201100493/1/V3].
Indien als een terugkeerbesluit/meeromvattende beschikking tot stand is gekomen zal dat moeten worden ingetrokken of opgeschort.
Indien een terugkeerbesluit/meeromvattende beschikking wordt ingetrokken is gelet op punt 9 van de considerans van de Terugkeerrichtlijn die richtlijn niet meer van toepassing.
Uit het systeem van de Nederlandse vreemdelingenwet volgt dat het opschorten van een terugkeerbesluit/meeromvattende beschikking geen optie is. Een derdelander immers op wie een vertrekmoratorium van toepassing is heeft rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8j van de Vreemdelingenwet.
In het geval van rechtmatig verblijf in de zin art 8j van de Vreemdelingenwet kan niet worden gesteld dat niet of niet langer wordt voldaan aan voorwaarden voor verblijf zodat er van illegaal verblijf in de zin van artikel 3(2) van de Terugkeerrichtlijn geen sprake is [vergelijk ABRS, 12 juli 2010, 201000724/1/V3].
Indien van illegaal verblijf geen sprake is dan is de Terugkeerrichtlijn niet althans niet meer van toepassing. Indien de Terugkeerrichtlijn niet of niet meer van toepassing is dan vervalt de grondslag aan het terugkeerbesluit en – gelet op de samenhang daarmee - ook aan de meeromvattende beschikking.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten