woensdag 9 maart 2011

EU HvJ, Zambrano t België, 8 maart 2011, C-34/09

De Grote (!) Kamer van het EU Hof van Justitie [hierna: Hof] heeft op 8 maart 2011 arrest gewezen in de zaak Zambrano t België [EU HvJ, 8 maart 2011, C34/09]. Naar het arrest werd met spanning uitgekeken gelet op de opmerkelijk conclusie van Advocaat-Generaal Eleanor Sharpston [zie ook hier].

Een illegaal in België verblijvend Colombiaans echtpaar krijgt twee kinderen. Door creatief gebruik van Colombiaans en Belgisch nationaliteitsrecht ["juridische kunstgreep"] verkrijgen de kinderen de Belgische nationaliteit. De aanvraag van de man om een werkloosheidsuitkering wordt afgewezen vanwege een met zijn illegaliteit samenhangend ontbreken van een arbeidsvergunning. Het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag om een werkloosheidsuitkering draait om de vraag of hij rechten kan ontlenen aan zijn twee kinderen met de Belgische nationaliteit.

Volgens het Hof wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie [hierna: VWEU] aangaande het burgerschap van de Unie aldus moeten worden uitgelegd dat zij aan de bloedverwante derdelander in opgaande lijn, die burgertjes van de Unie ten laste heeft, een verblijfsrecht verleent in de lidstaat waarvan de burgertjes van de Unie de nationaliteit bezitten en waarin zij verblijven, evenals een vrijstelling van een arbeidsvergunning in die lidstaat.

Het Hof overweegt da de Unieburgerrichtlijn is niet van toepassing is omdat er van een verplaatsing naar een andere lidstaat geen sprake is.

Omdat de hoedanigheid van burger van de Unie de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten moet zijn verzet volgens het Hof artikel 20 VWEU zich tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat burgers van de Unie het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie ontleende rechten.

Artikel 20 lid 2 VWEU bepaalt onder meer dat Unieburgers het recht hebben zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven.

De burgertjes van de Unie van het Colombiaanse echtpaar zullen volgens het Hof worden verplicht het grondgebied van de Unie te verlaten indien hun ouders verblijf wordt ontzegd en aan hen geen arbeidsvergunning wordt afgegeven. Daardoor zullen die burgertjes van de Unie in de feitelijke onmogelijkheid verkeren de belangrijkste aan hun status van Unieburger ontleende rechten uit te oefenen en daartegen verzet artikel 20 VWEU zich aldus het Hof.

Het Hof heeft een juridische knoop doorgehakt. Ook in situaties waarin een [binnen]grensoverschrijdend element ontbreekt kan een beroep worden gedaan op het recht op vrije verplaatsing en vrij verblijf [Zie voor een andersluidende opvatting de conclusie van Advocaat-Generaal Juliane Kokott in de zaak Mccarty t VK, 25 november 2010, C-434/09]  artikel 20 VWEU en/of op de belangrijkste aan de status van burger van Unie ontleende rechten.  Een van die rechten lijkt te zijn verblijf op het grondgebied van de Europese Unie.   De tijd zal leren in welke mate er een beroep kan worden gedaan op dat recht.

De Nederlandse nationaliteitswetgeving staat aan creatief gebruik in bovengenoemde zin in de weg [Zie artikel 6 lid 1 sub b RWN; Zie ook een in de warre woordvoerder van de Minister voor Immigratie en Asiel (en artikel 3 lid 2 RWN)].

Het arrest van het Hof in de zaak Zambrano t België lijkt in ieder geval gevolgen te hebben voor een éénoudergezin waarvan de vader of moeder een derdelander is en het kind Unieburgertje of de kinderen Unieburgertjes. Het arrest heeft misschien gevolgen voor andere situaties waarbij een derdelander als vader of moeder betrokken is.  Het arrest heeft heel misschien gevolgen voor de situatie waarin sprake is van een kinderloze relatie tussen een derdelander en een burger van de Unie.

Zie ook:
[Dit bericht is gewijzigd op 10 maart 2011]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten