zaterdag 24 juli 2010

Geloofwaardigheid asielrelaas: Artikel 3.35 lid 3b&c VV & Artikel 31 lid 2f Vw

Om een asielzoekende vreemdeling die veelal niet in staat is zijn relaas met afdoende bewijsmateriaal te staven tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling van de aanvraag te kunnen verrichten, worden de verklaringen van de asielzoekende vreemdeling en de daarin gestelde feiten geloofwaardig bevonden indien de asielzoekende vreemdeling aan de voorwaarden genoemd in artikel 3.35 lid 3 van het Voorschrift Vreemdelingen [hierna: VV] heeft voldaan. Aan die voorwaarden zal in de regel niet worden voldaan indien sprake is van een omstandigheid als vermeld in artikel 31 lid 2 a t/m f van de Vreemdelingenwet [hierna: Vw]. In dat geval zal van de verklaringen een positieve overtuigingskracht moeten uitgaan om de daarin gestelde feiten alsnog geloofwaardig te achten.

Aldus de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling; (Volgens mij voor het eerst in:) ABRS, 23 december 2009, 200907502/1/V2; ABRS, 24 december 2009, 200906274/1/V2; ABRS, 18 februari 2010, 200907476/1/V2; ABRS, 12 maart 2010, 200909252/1/V2; ABRS, 2 april 2010, 201000766/1/V2; ABRS, 21 juni 2010, 200906409/1/V3].

In artikel 3.35 lid 3 VV is via artikel 31 lid 1 Vw, artikel 31 lid 3 Vw, artikel 3.105a van het Vreemdelingenbesluit [hierna Vb] tamelijk letterlijk artikel 4 lid 5 van de Kwalificatierichtlijn geïmplementeerd [Parlementaire documenten met dossiernummer 30925, Besluit van 9 april 2008 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 &zovoort, Stb 2008/116, Wijziging Voorschrift Vreemdelingen 2000 (80e wijziging), Stc 2008/97].

De voorwaarden genoemd in artikel 3.35 lid 3 VV zijn [samengevat]: (a) er  is een oprechte inspanning geleverd de aanvraag te staven, (b) alle relevante gegevens zijn overgelegd of er is een bevredigende verklaring gegeven voor het ontbreken ervan, (c) verklaringen zijn samenhangend en niet in strijd met informatie relevant voor de aanvraag, (d) de aanvraag is zo spoedig mogelijk ingediend en (e) de vreemdeling kan in grote lijnen  als geloofwaardig worden beschouwd.

De omstandigheden genoemd in artikel 31 lid 2 a t/m f Vw zijn [samengevat]: (a) er is eerder een aanvraag ingediend onder een andere naam, (b) er is zonder geldige redenen niet voldaan aan aanwijzingen, (c) er wordt niet beschikt over een voor toegang vereist document voor grensoverschrijding, tenzij; (d) er zijn [ver]vals[e] bescheiden overgelegd waarvan de echtheid is volgehouden, (e) er zijn bescheiden overgelegd die op een ander betrekking hebben en (f) er zijn toerekenbaar geen voor de beoordeling van de asielaanvraag noodzakelijke bescheiden overgelegd.

Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 31 lid 2 Vw kan worden opgemaakt dat het bij de in die bepaling onder a t/m f genoemde omstandigheden gaat het om situaties [die hebben plaats gevonden na de vlucht uit het land van herkomst en] die van invloed zijn op de geloofwaardigheid van het asielrelaas als gevolg waarvan op de asielzoekende vreemdeling een zwaardere bewijslast rust om aannemelijk te maken dat hij bescherming behoeft [26732 nr 3, Memorie van Toelichting, pagina 40 ; 26732 nr 7, Nota nav Verslag, pagina 147].

Beide bepalingen lijken uit hetzelfde vat te tappen in ieder geval gedeeltelijk.

Artikel 31 lid 2f Vw eist IMHO enerzijds minder van een asielzoekende vreemdeling dan artikel 3.35 lid 3b VV en anderzijds meer.

Artikel 31 lid 2f Vw eist minder van een asielzoekende vreemdeling omdat het ontbreken van voor de beoordeling van de asielaanvraag noodzakelijke bescheiden betrokken worden bij de toetsing van de geloofwaardigheid en niet de voor de beoordeling van de asielaanvraag relevante gegevens (er van uitgaande dat noodzakeleijke gegevens wel relevant zijn maar relevante gegevens niet zonder meer noodzakelijk).

Artikel 31 lid 2f Vw eist letterlijk meer van een asielzoekende vreemdeling omdat een asielzoekende vreemdeling aannemelijk moet maken dat het ontbreken  van bescheiden hen niet is toe te rekenen terwijl artikel 3.35 lid 3b VV van een asielzoekende vreemdeling eist dat deze een bevredigende verklaring geeft voor het ontbreken van relevante gegevens. Artikel 31 lid 2f Vw zal daarom richtlijnconform moeten worden uitgelegd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten