Artikel 3 lid 2 DVo bepaalt dat een EU-lidstaat de behandeling van een asielverzoek aan zich kan trekken ook al is die EU-lidstaat daartoe op grond van de Dublinverordening [343/2003] niet verplicht. Beleidsmatig maakt Nederland van de mogelijkheid het asielverzoek zelf te behandelen terughoudend gebruik [paragraaf C3/2.3.6.1 Vc 2000]. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wordt ervan uitgegaan dat EU-lidstaten verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 EVRM naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat het land waaraan de betrokkene wordt overgedragen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Daarbij wordt verwezen naar overwegingen 2 en 15 van de preambule van de Dublinverordening.
In overweging 2 van de preambule van de Dublinverordening wordt verwezen naar het gemeenschappelijk Europees asielstelsel waarin refoulementverboden worden gewaarborgd tot de instelling waarvan de Europese Raad op een speciale bijeenkomst over de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in de Europese Unie op 15 en 16 oktober in Tampere heeft besloten. In overweging 15 van de preambule van de Dublinverordening wordt verwezen naar te waarborgen grondrechten en beginselen, met name die in het grondrechten Handvest van de Europese Unie [PB C 364 van 18 december 2000] en in het bijzonder het recht op asiel.
Toen de Dublinverordening in werking trad was het gemeenschappelijk Europees asielstelsel nog in een embryonaal stadium. De Opvangrichtlijn [2003/9/EG, 27 januari 2003] was net tot stand gekomen maar de Definitierichtlijn [2004/83/EG, 29 april 2004] en de Procedurerichtlijn [2005/85/EG,1 december 2005] nog niet. Toentertijd was het derhalve niet zo vreemd om bij de toepassing van de mogelijkheid om op grond van artikel 3 lid 2 DVo een asielverzoek zelf te behandelen te verwijzen naar verplichtingen voortvloeiende uit verdragen buiten het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en naar het beginsel van op die verdragsverplichtingen gebaseerd interstatelijk vertrouwen.
Inmiddels is het gemeenschappelijk Europees asielstelsel volwassen geworden. Refoulementverboden en andere min of meer fundamentele rechten zijn het gemeenschappelijk Europees asielstelsel ‘ingezogen’ en met waarborgen omgeven. Lidstaten van de EU die verplichtingen voortvloeiende uit het gemeenschappelijk Europees asielstelsel niet of onvoldoende nakomen kunnen op die daar op worden aangesproken [zie bijvoorbeeld: Commissie van de Europese Gemeenschappen t. Helleense Republiek, Zaak C-130/08].
Het ligt voor de gemeenschappelijke hand om bij de toepassing van de mogelijkheid om op grond van artikel 3 lid 2 DVo een asielverzoek zelf te behandelen niet meer te verwijzen naar verplichtingen voortvloeiende uit verdragen buiten het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en naar het beginsel van op die verdragsverplichtingen gebaseerd interstatelijk vertrouwen maar naar supranationale verplichtingen (welke dan ook) voortvloeiende uit het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en naar het in artikel 10 EG Verdrag neergelegde beginsel van gemeenschapstrouw.
Indien een EU-lidstaat een asielzoekende derdelander op grond van de Dublinverordening overdraagt aan een mede EU-lidstaat die niet met de vereiste gemeenschapstrouw asielzoekende derdelanders opvangt en/of asielverzoeken van die derdelanders niet met de vereiste gemeenschapstrouw behandelt, is er bij die overdragende EU-lidstaat dan niet ook sprake van gemeenschapsontrouw? Vloeit niet uit het beginsel van gemeenschaptrouw voort dat die EU-lidstaat in zo een geval de behandeling van een asielverzoek van een derdelander aan zich trekt?
OT: Vandaag bestaat dit blog 1 jaar.
[Update 090217] Zie bijvoorbeeld het persbericht van de Europese Commissie van 3 december 2008, Asielzoekers krijgen een centrale plaats in een humane en billijke procedure: de Europese Commissie stelt voor het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te wijzigen, waarin Europese Commissie een voorstel tot wijziging van de Dublinverordening aankondigt. Het voorstel zorgt er onder meer voor dat asielzoekers niet naar lidstaten worden gezonden die hun geen adequate bescherming kunnen bieden, met name wat opvangvoorzieningen en toegang tot de asielprocedure betreft en verduidelijkt de omstandigheden en procedures om bepaalde regels toe te passen, zoals die waarmee lidstaten uit mededogen of om humanitaire redenen de verantwoordelijkheid kunnen aanvaarden voor een asielzoeker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten