maandag 9 juli 2012

Bevoegd tot weigering van toegang op grond van de Schengengrenscode


Een verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Het kan noodzakelijk zijn om in nationale regelgeving bepalingen op te nemen die nodig zijn om een verordening uit te kunnen voeren of te kunnen handhaven. Dat geldt derhalve ook voor de Schengengrenscode.

Om de Schengengrenscode uit te kunnen voeren moet bijvoorbeeld in het nationale recht het onrechtmatig overschrijden van de buitengrenzen strafbaar worden gesteld [artikel 4(3) SGC], een instantie worden aangewezen die bevoegd is om toegang te weigeren [artikel 13(2) SGC], de mogelijkheid worden geboden om beroep in te stellen van de toegangsweigering [artikel 13(3) SGC], worden aangewezen wie belast is met grenstoezicht [artikel 15(2) SGC], &zovoort.

Met het oog op de uitvoering van de Schengengrenscode is onder meer artikel 46 van de Vreemdelingenwet gewijzigd. Uit het gewijzigde artikel 46 van de Vreemdelingenwet volgt dat onder meer  ambtenaren van de Koninklijke marechaussee belast zijn  met het toezicht op de naleving en de uitvoering van de Schengengrenscode en de wettelijke voorschriften met betrekking tot de grensbewaking.

Om de Schengengrenscode door onder meer  ambtenaren van de Koninklijke marechaussee uit te kunnen laten voeren zullen bepalingen noodzakelijk ter uitvoering van de Schengengrenscode in het nationale recht moeten zijn opgenomen. Anders immers zijn het onder meer ambtenaren van de Koninklijke marechaussee die het overschrijden van de buitengrenzen strafbaar moeten stellen, een instantie moeten aanwijzen die bevoegd is om toegang te weigeren, de mogelijkheid moeten bieden om beroep in te stellen van de toegangsweigering, moeten aanwijzen wie belast is met grenstoezicht &zovoort.

Een bepaling waarbij een instantie wordt aangewezen die bevoegd om toegang te weigeren is niet opgenomen in het nationale recht.  Volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 met het oog op de uitvoering van de Schengengrenscode  omvat de uitvoering van de Schengengrenscode ook het weigeren van toegang [31208 nr 3, toelichting op artikel 46 van de Vreemdelingenwet]. Dat lijkt mij niet juist.

vrijdag 6 juli 2012

ABRS, 29 februari 2012, 201106488/1/V4 [Asylum shopper]

Uit een  uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 29 februari 2012 en de onderliggende stukken van die uitspraak kan het volgende worden opgemaakt [ABRS, 29 februari 2012, 201106488/1/V4].

Op 29 januari 2005 verzoekt  X  Oostenrijk om asiel.

Op 24 februari 2005 verzoekt X Hongarije om asiel.

Op 26 juni 2006 en 12 oktober 2006 verzoekt  X Zwitserland om asiel. Op 12 december 2008 worden de Dublinverordening, de Eurodacverordening en de uitvoeringsverordeningen [Dublin, Eurodac] van toepassing op Zwitserland. Op 4 mei 2010 is er voor het laatst contact tussen de Zwitserse autoriteiten en X.

Op 26 mei 2010 verzoekt X Nederland om asiel. Op 17 juni 2010 wordt Oostenrijk verzocht om X terug te nemen. Na een eerste weigering accepteert Oostenrijk alsnog op 1 juli 2010 het verzoek om terugname. Op 2 juli 2010 vertrekt X met onbekende stemming. Op 13 juli 2010 wordt het verzoek van X om asiel afgewezen omdat Oostenrijk verantwoordelijk is.

Op 29 juli 2010 en/of 30 juli 2010 blijkt uit onderzoek op grond van artikel 21 van de Dublinverordening en/of uit dactyloscopisch onderzoek en/of uit Eurodac (?) onderzoek dat X asielverzoeken in Zwitserland heeft ingediend . Uit de informatie volgt dat X langer dan drie maanden aldaar verbleven heeft vóór de Dublinverordening van toepassing werd op Zwitserland.  

Op 24 augustus 2010 wordt het verzoek aan Oostenrijk om terugname van X ingetrokken omdat de verantwoordelijkheid van Oostenrijk vervallen is vanwege het verblijf van X langer dan 3 maanden buiten Dublingebied.

Op 4 augustus 2010 verzoekt X Denemarken om asiel. Denemarken dient verzoeken in om terugname bij Oostenrijk, Zwitserland en Nederland.  Oostenrijk weigert X terug te nemen omdat de verantwoordelijkheid is vervallen vanwege het verblijf van X in Zwitserland.  Zwitserland weigert X terug te nemen omdat de asielverzoeken van X zijn ingediend vóór 12 december 2008. Op 9 november 2010 accepteert Nederland het Deense verzoek om terugname.

Op 23 november 2010 verzoekt Nederland Zwitserland om X terug te nemen . Op 30 november 2010 verzoekt X Nederland nogmaals om asiel.  Op 21 december 2010 accepteert Zwitserland het verzoek om terugname. Op 5 januari 2011 wordt het verzoek  van X om asiel afgewezen omdat Zwitserland verantwoordelijk vanwege eerdere asielverzoeken aldaar. 

X gaat in beroep van de afwijzing. Volgens hem is Nederland door acceptatie van het Deense verzoek om terugname verantwoordelijk geworden. Het beroep wordt gegrond verklaard.

De Minister voor Immigratie en Asiel stelt hoger beroep in. Volgens de Minister voor Immigratie en Asiel is X terug genomen met het oog op de afronding van de procedure tot vaststelling van de voor de behandeling van het asielverzoek van X verantwoordelijke lidstaat. De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State verklaart het hoger beroep van de Minister voor Immigratie en Asiel  kennelijk gegrond en vernietigt de bestreden uitspraak.

De Afdeling verklaart het beroep van X ongegrond omdat ten tijde van de afwijzing van de asielaanvraag de Dublinverordening van toepassing was op Zwitserland en bij gebrek aan overgangsrecht moet worden aangenomen dat Zwitserland verantwoordelijk kan worden gehouden ook voor asielverzoeken ingediend vóór 12 december 2008.

Een uitspraak die bevreemding wekt  om nog meer redenen dan de twee navolgende.

De Minister voor Immigratie en Asiel stelt de acceptatie van het Deense verzoek om terugname te hebben gebaseerd op artikel 4(5) van de Dublinverordening. Die bepaling heeft betrekking op de terugname van een asielzoeker die zich in een andere lidstaat ophoudt en daar opnieuw een asielverzoek heeft ingediend na zijn verzoek te hebben ingetrokken tijdens de procedure tot vaststelling van de staat die verantwoordelijk is. 

Gesteld noch gebleken is dat X zijn asielverzoek van 26 mei 2010 heeft ingetrokken. Dat asielverzoek is afgewezen op grond van de omstandigheid dat Oostenrijk aanvankelijk verantwoordelijk werd geacht. De acceptatie van het Deense verzoek tot terugname kan derhalve niet worden gebaseerd op artikel 4(5) van de Dublinverordening.

Uit artikel 5 van de Dublinverordening volgt dat criteria aan de hand waarvan wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek van toepassing zijn in de volgorde waarin zij worden genoemd in de artikel 6 t/m 13 van de Dublinverordening.

Artikel 13 van de Dublinverordening bepaalt dat indien geen verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen de lidstaat waar voor het eerst een asielverzoek wordt ingediend verantwoordelijk is voor de behandeling ervan. Op grond van die bepaling wordt Zwitserland verantwoordelijk geacht en op grond van die verantwoordelijkheid is Zwitserland verzocht om X terug te nemen.

Uit artikel 10(2) van de Dublinverordening volgt dat de lidstaat waar een asielzoekende derdelander  voorafgaande aan zijn asielverzoek een onafgebroken periode van tenminste 5 maanden heeft verbleven verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek.  X heeft tenminste  5 maanden na 12 december 2008 in Zwitserland verbleven.  Gelet op de toetsingsvolgorde moet Zwitserland daarom verantwoordelijk worden geacht. Op grond van die verantwoordelijkheid had Zwitserland kunnen worden verzocht om X over te nemen.

Uit artikel 5 van de Dublinverordening volgt dat de verantwoordelijke lidstaat wordt vastgesteld op grond van de situatie op het tijdstip waarop de asielzoeker zijn verzoek voor de eerste maal in een lidstaat indient.

Uit artikel 17(1) van de Dublinverordening volgt dat de termijn voor het indienen van een verzoek tot overname bij de verantwoordelijke lidstaat drie maanden is. Indien niet binnen drie maanden een verzoek tot overname wordt gedaan is de lidstaat bij wie het asielverzoek ik ingediend verantwoordelijk.

X heeft op 26 mei 2010 voor de eerste maal een asielverzoek in Nederland ingediend. Omdat niet binnen 3 maanden na 26 mei 2010 een verzoek tot overname is gedaan is Nederland ook om die reden verantwoordelijk geworden. 

IMHO.