woensdag 27 mei 2009

ABRS, 25 mei 2009, 200702174/2/V2: Artikel 15c Dri (Elgafaji)

Op 25 mei 2009 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: de Afdeling] een lang verwachte uitspraak gedaan in de zaak Elgafaji [ABRS, 25 mei 2009, 200702174/2/V2]. Op 17 februari 2009 had het EG Hof van Justitie op 17 februari 2009 door de Afdeling op 12 oktober 2007 gestelde prejudiciele gestelde vragen over het bereik van artikel 15c van de Definitierichtlijn [hierna DRi] beantwoord in een nogal cryptisch arrest [EG HvJ, Elgafaji ea t. Nederland, 17 februari 2009, C-465/07; hierna: het arrest] dat door een ieder op eigen wijze wordt uitgelegd [zie bijvoorbeeld: mr T.P. Spijkerboer, JV 2009/111; Hemme Battjes, NAV 2009/? ; ZvL010829].

De Afdeling overweegt in rechtsoverweging 2.3.8 met een verwijzing naar het arrest dat artikel 15c DRi bescherming beoogt te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid aldaar een reƫel risico loopt op de in artikel 15c DRi bedoelde ernstige bedreiging. Omdat die situatie valt onder het bereik van artikel 3 EVRM voorziet artikel 29b Vw in de door artikel 15c DRi vereiste bescherming. Aldus de Afdeling.

De Afdeling concludeert in rechtsoverweging 2.3.9 dat artikel 15c DRi toepassing mist indien de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict minder hoog is dan in de hierboven genoemde uitzonderlijke situatie. Het is de vraag of die conclusie verenigbaar is met rechtsoverweging 39 van het arrest waarin het Hof overweegt dat hoe meer bewijs een asielzoekende vreemdeling levert dat hij specifiek wordt geraakt om redenen die te maken hebben met zijn persoonlijke omstandigheden, hoe lager de mate van willekeurig geweld zal zijn die vereist is opdat hij in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming.

Het lijkt volgens de Afdeling in een dergelijk geval te gaan om subsidiaire bescherming in de zin van artikel 15b DRi maar dat volgt IMHO niet zonder meer uit het arrest van 17 februari 2009. Gewezen wordt in dat verband op rechtsoverweging 38 van het arrest waarin het Hof overweegt [in mijn woorden] dat hoewel collectieve elementen een belangrijke rol spelen bij de toepassing van artikel 15c DRi individuele elementen bij uitleg van artikel 15c DRi moeten worden betrokken. In de uitleg die de Afdeling geeft aan artikel 15c DRi spelen individuele elementen geen rol, indien immers van individuele elementen sprake is komt artikel 15b DRi in beeld en niet artikel 15c DRi.