donderdag 2 december 2010

Artikel 59 lid 4 Vw & [G]VAP

Uit artikel 59 lid 4 van de Vreemdelingenwet volgt dat de bewaring van een vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8f van de Vreemdelingenwet omdat hij een asielaanvraag heeft ingediend in geen geval langer mag duren dan 6 weken. Paragraaf A6/5.3.5 van de Vreemdelingencirculaire bepaalt dat de 6 wekentermijn begint te lopen op de dag waarop de asielaanvraag door het bestuursorgaan ontvangen. In praktijk wordt de in bewaring gestelde vreemdeling voor het indienen van een asielaanvraag overgeplaatst naar AC Schiphol. Dat betekent dat het de Minister voor Immigratie en Asiel is die  bepaalt op welk moment de asielaanvraag van een in bewaring gestelde vreemdeling door dan wel namens hem in ontvangst wordt genomen.

Op 12 november 2010 overwoog de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] dat voor de toepassing van het in paragraaf A4/4. 1 van de Vreemdelingencirculaire neergelegde beleid de door een in bewaring gestelde vreemdeling aan de Minister voor Immigratie en Asiel kenbaar gemaakte intentie om een asielaanvraag in te dienen gelijk moet worden gesteld met de daadwerkelijke indiening van die aanvraag omdat die vreemdeling voor de daadwerkelijk indiening van een asielaanvraag afhankelijk is van de Minister voor Immigratie en Asiel.

Indien voor de toepassing van paragraaf A4/4.1 van de Vreemdelingencirculaire een asielwensuiting met een asielaanvraag gelijk moet worden gesteld waarom dan niet voor de toepassing van artikel 59 lid 4 van de Vreemdelingenwet. Weliswaar is er op het moment van uiting van de asielwens nog geen rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8f van de Vreemdelingenwet maar is er al wel een asielverzoek in de zin van artikel 2b van de Procedurerichtlijn en een asielzoeker in de zin van artikel 2c van de Procedurerichtlijn die op grond van artikel 7 van de Procedurerichtlijn het recht heeft om gedurende de behandeling van het asielverzoek in de lidstaat te blijven.

De bewaring van een vreemdeling die een reguliere aanvraag heeft ingediend mag in geen geval langer dan 4 welen duren, de bewaring van een asielzoekende vreemdeling in geen geval langer dan 6 weken. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 59 lid 4 van de Vreemdelingenwet volgt dat die 6 wekentermijn samenhangt met de voornemenprocedure voor asielzaken en de voorziene termijn van twee weken waarbinnen een in bewaring gestelde vreemdeling een zienswijze kan indienen waardoor het niet haalbaar is een beslissing binnen vier weken te nemen [26732 nr 44 Tweede Nota van Wijziging].

In bewaring gestelde Dublinclaimanten op wier asielaanvraag niet binnen de 8-dagentermijn van de AAP kan worden beslist krijgen in praktijk maar 1 dag om een zienswijze in te dienen op het voornemen tot Dublin-overdracht. In die gevallen zou de bewaring niet langer mogen duren dan 4 weken en 1 dag.