zaterdag 26 februari 2011

Over een andere boeg: Bewaring aan de grens van toegangsgeweigerde asielzoekende derdelanders

Artikel 2 van de Procedurerichtlijn luidt als volgt

In deze richtlijn wordt verstaan onder:
(...)
b) "asielverzoek": een door een onderdaan van een derde land of een staatloze ingediend verzoek dat kan worden opgevat als een verzoek om verlening van internationale bescherming door een lidstaat op grond van het Verdrag van Genève. Elk verzoek om internationale bescherming wordt als een asielverzoek beschouwd, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk vraagt om een andere vorm van bescherming waarvoor een afzonderlijk verzoek kan worden ingediend;
(...)
c) "asielzoeker": een onderdaan van een derde land of een staatloze die een asielverzoek heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen;
(...)
e) "beslissingsautoriteit": elk (...) orgaan in een lidstaat dat met de behandeling van asielverzoeken is belast en bevoegd is daarover in eerste aanleg een beslissing te nemen (...)
(...)

Artikel 4(1) van de Procedurerichtlijn luidt als volgt:
De lidstaten wijzen voor alle procedures een beslissingsautoriteit aan die de verzoeken naar behoren dient te behandelen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn (...)

Artikel 6(5) van de Procedurerichtlijn luidt als volgt:
De lidstaten zorgen ervoor dat de autoriteiten waartoe iemand die een asielverzoek wil indienen zich waarschijnlijk zal richten, deze persoon advies kunnen verlenen over hoe en waar hij een asielverzoek kan indienen, en/of kunnen deze autoriteiten verzoeken het asielverzoek aan de bevoegde autoriteit door te geven.

Artikel 7(1) van de Procedurerichtlijn luidt als volgt:
Asielzoekers mogen in de lidstaat blijven, louter ten behoeve van de procedure, totdat de beslissingsautoriteit (...) in eerste aanleg een beslissing heeft genomen. Dit recht om te blijven houdt niet in dat de betrokkene recht heeft op een verblijfsvergunning.

Uit artikel 2(b) van de Procedurerichtlijn gelezen in samenhang met artikel 6(5) van de Procedurerichtlijn volgt dat een asielverzoek moet worden ingediend bij de bevoegde (beslissings)autoriteit of het nu gaat om een vormvrij dan wel een formeel asielverzoek.

Uit artikel 2(c) van de Procedurerichtlijn gelezen in samenhang met artikel 7(1) van de Procedurerichtlijn volgt vervolgens dat een derdelander pas in de lidstaat mag blijven nadat hij bij de bevoegde (beslissings)autoriteit een asielverzoek heeft ingediend.

De Procedurerichtlijn geeft de 'aspirant' asielzoeker die een beroep op internationale bescherming heeft gedaan maar (nog) niet ten overstaan van de bevoegde (beslissings)autoriteit geen expliciet recht op verblijf. Artikel 6(5) van de Procedurerichtlijn behoedt de 'aspirant'asielzoeker echter voor een verboden refoulement.

Artikel 2(1) van de terugkeerrichtlijn luidt als volgt:
Deze richtlijn is van toepassing op illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen.


De 'aspirant' asielzoeker is een illegale derdelander. Hij valt daarom in beginsel onder de werking van de Terugkeerrichtlijn.

Artikel 4(2) van de Terugkeerrichtlijn luidt als volgt:
Deze richtlijn laat onverlet de bepalingen van het communautaire acquis op het gebied van immigratie en asiel die gunstiger zijn voor de onderdanen van derde landen.

Artikel 6(5) van de Procedurerichtlijn is een bepaling van het communaitaire acquis op het gebied van asiel die gunstiger is voor onderdanen van derde landen. Uit artikel 4(2) van de Terugkeerrichtlijn gelezen in samenhang met artikel 6(5) van de Procedurerichtlijn volgt dat tegen een derdelander die een beroep heeft gedaan op internationale bescherming maar nog niet ten overstaan van de bevoegde (beslissings)autoriteit geen terugkeerbesluit behoort te worden uitgevaardigd.

Zodra die 'aspirant' asielzoeker bij van de bevoegde (beslissings)autoriteit een asielverzoek heeft ingediend valt hij niet meer onder de werkingssfeer van de Terugkeerrichtlijn.

Een derdelanders die via Schiphol Nederland binnen reist en ten overstaan van de KMar te kennen geeft een beroep te willen doen op internationale bescherming wordt na toegangsweigering op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet (zie ook ABRS, 23 februari 2011, 201001234/1/V2) in bewaring aan de grens gehouden op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet. Op die bewaring aan de grens is (nu nog) de Terugkeerrichtlijn van toepassing.

Indien tegen een 'aspirant' asielzoeker geen terugkeerbesluit behoort te worden uitgevaardigd ontbreekt de grondslag voor bewaring van een toegangsgeweigerde 'aspirant' asielzoeker. Indien tegen  een toegangsgeweigerde 'aspirant' asielzoeker al wel een terugkeerbesluit zou kunnen worden uitgevaardigd dan staat artikel 9 van de Terugkeerrichtlijn aan de bewaring van die 'aspirant'  asielzoeker in de weg.

woensdag 16 februari 2011

OT

Het is vandaag precies drie jaar geleden dat met de Zusters van Liefde werd gestart.

Sinds bijna een jaar wordt bezoek geanalyseerd door Google Analytics.

Gemiddeld trekt de Zusters van Liefde een kleine 200 bezoekers per maand. Op de lijst van serviceproviders waarvan bezoekers afkomstig zijn staat het Ministerie van Justitie op  derde plaats. Dat vind ik zelf wat minder.  Sinds kort heeft de Zusters van Liefde een volger.

Veel websurfers komen via zoekmachines terecht bij de Zusters van Liefde. Van de bijna 800 gebruikte zoekwoorden heeft het overgrote deel betrekking op hetgeen op de Zusters van Liefde wordt gepubliceerd. Uitzonderingen zijn op de vingers van één hand te tellen ['aanhef zuster', 'bulgarse messen', 'het kwartje is gevallen', 'liefde en voorlopige'].

Bewaring aan de grens van toegangsgeweigerde asielzoekende derdelanders

Artikel 2(1) van de Terugkeerrichtlijn bepaalt dat de richtlijn van toepassing is op illegale derdelanders. Dat is een onvoorwaardelijke en voldoende nauwkeurige bepaling waar een particulier een beroep op kan doen.

Artikel 2(2)(a) van de Terugkeerrichtlijn bepaalt dat de lidstaten kunnen besluiten om de richtlijn niet toe te passen op derdelanders aan wie de toegang is geweigerd op grond van artikel 13 van de Schengengrenscode of die door de bevoegde autoriteiten zijn aangehouden of onderschept wegens het op niet reguliere wijze overschrijden over land, over zee of door de lucht van de buitengrens van een lidstaat.

Van laatstgenoemde mogelijkheid wil Nederland gebruik gaan maken [32420 nr 3, Memorie van Toelichting]. Uit de toelichting op het implementatievoorstel lijkt te kunnen worden opgemaakt dat er van wordt uitgegaan dat ook illegale derdelanders aan wie de toegang is geweigerd op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet van toepassing van de richtlijn kunnen worden uitgesloten. Het is de vraag of dat het geval is.

Lidstaten kunnen besluiten om gebruik te maken van de in artikel 2(2) van de Terugkeerrichtlijn geboden mogelijkheid om in bepaalde gevallen de richtlijn niet toe te passen maar kunnen ook besluiten om van die mogelijkheid niet gebruik te maken. De rechter kan daarom artikel 2(2) van de Terugkeerrichtlijn niet 'inlezen' in een nationale bepaling omdat de rechter dan op de stoel van de implementatiewetgever gaat zitten. Overigens ontbreekt een wettelijke bepaling die voldoende specifiek, nauwkeurig en duidelijk is om richtlijnconform te kunnen worden uitgelegd [EU HvJ, 21 oktober 2010, Accardo ea t Italië, C‑227/09].

Uit overweging 9 van de preambule van de Terugkeerrichtlijn volgt dat de richtlijn niet van toepassing op een derdelander die asiel heeft aangevraagd ['who has applied for']. Dat geldt ook voor een asielzoekende derdelander aan wie de toegang is geweigerd. 

Op welk moment is er sprake van een  derdelander die asiel heeft aangevraagd?

Artikel 2(b) van de  van de Procedurerichtlijn definieert een asielverzoek als een ingediend verzoek dat kan worden opgevat als een verzoek om verlening van internationale bescherming ['an application made by'].

Artikel 6(1) van de Procedurerichtlijn bepaalt echter dat de lidstaten kunnen voorschrijven dat een asielverzoeken persoonlijk en/of op een aangewezen plaats moeten worden ingediend ['that applications for asylum be made']. Indien van die mogelijkheid gebruik is gemaakt, zoals hier te lande [30976 nr 3, Memorie van Toelichting, Transponeringstabel], is van een ingediend asielverzoek pas sprake indien dat asielverzoek in persoon en/of op een aangwezen plaats is ingediend en niet al op het moment dat een vormloos beroep op internationale bescherming wordt gedaan. Artikel 9(1)(a) van de Terugkeerrichtlijn biedt in dat geval voorafgaande aan de indiening van het asielverzoek in persoon en/of op een aangewezen plaats bescherming tegen verboden refoulement.

Op de derdelander die hier te lande aan de grens een vormloos beroep doet op internationale bescherming  is de Terugkeerrichtlijn van toepassing. Omdat artikel 9(1)(a) van de Terugkeerrichtlijn aan de verwijdering van die derdelander [tijdelijk] in de weg staat is [tijdelijk] van een terugkeerprocedure jegens die derdelander geen sprake en kan die derdelander daarom niet op grond van artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn in bewaring worden gehouden.

Op de derdelander die hier te lande aan de grens op de door de wet en daarop gebaseerde regelgeving in persoon op AC Schiphol een asielverzoek indient is de Terugkeerrichtlijn niet [meer] van toepassing. Indien en voorzover voorafgaande aan de indiening van dat asielverzoek bewaring op grond van de Terugkeerichtlijn al mogelijk is dan zal de in die bewaring gestelde derdelander in overeenstemming met artikel 15(2),laatste zin van de Terugkeerrichtlijn dan wel artikel 15(4) van de Terugkeerrichtlijn onmiddellijk moeten worden vrijgelaten na indiening van dat asielverzoek.

Het is de vraag of artikel 6 van de Vreemdelingenwet aan de bewaring aan de grens van een toegangsgeweigerde derdelander die een asielverzoek heeft ingediend dan nog ten grondslag kan worden gelegd.

Het is eveneens de vraag of artikel 59 lid 1b van de Vreemdelingenwet aan de bewaring  al dan niet aan de grens van een al dan niet toegangsgeweigerde derdelander die een asielverzoek heeft ingediend dan nog ten grondslag kan worden gelegd nu artikel 59 lid 1 van de Vreemdelingenwet in overeenstemming met artikel 15 lid 1 van de Terugkeerrichtlijn wordt uitgelegd en als gevolg daarvan de zinsnede 'met het oog op' niet meer de betekenis heeft die de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State daaraan in een uitspraak van 21 april 2010 heeft gegeven [ABRS, 21 april 2010, 201000508/1/V3, LJN BM3061]. Er is in ieder geval een voor beroep vatbaar besluit voor vereist.