woensdag 22 januari 2014

Weigering van de verdere toegang in het belang van het grenstoezicht?

Een derdelander die na aankomst op de grensdoorlaatpost Schiphol een beroep doet op internationale bescherming wordt de toegang verleend op grond van artikel 5, vierde lid, onder c van de Schengengrenscode. Aansluitend op de verlening van toegang wordt de verdere toegang geweigerd op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet en wordt de asielzoekende derdelander in grensbewaring gesteld. [ABRS, 11 juni 2013, 201302485/1/V4 & 201301582/1/V4]

De weigering van de verdere toegang na verlening van toegang op grond van artikel 5, vierde lid, onder c jo artikel 13, eerste lid, eerste zin van de Schengengrenscode is IMHO onrechtmatig onder meer omdat na verlening van toegang op grond van artikel 5, vierde lid, onder c jo artikel 13, eerste lid, eerste zin van de Schengengrenscode er geen belang meer is van grenstoezicht dat de weigering van de verdere toegang kan rechtvaardigen.

Volgens vaste rechtspraak van het EU Hof van Justitie vereisen de eenvormige toepassing van het Unierecht en het gelijkheidsbeginsel dat de bewoordingen van een bepaling van Unierecht die voor de betekenis en de draagwijdte ervan niet uitdrukkelijk naar het recht van de lidstaten verwijst, normaliter in de gehele Unie autonoom en uniform worden uitgelegd [Zie bijvoorbeeld EU HvJ, Interedil Srl t Fallimento Interedil Srl & Intesa Gestione Crediti SpA, 20 oktober 2011, C-396/09 ro 42; EU HvJ, Padawan SL t Sociedad General de Autores y Editores de EspaƱa (SGAE), 21 oktober 2010,  C-467/08, ro 31 & 32].

Het begrip ‘grenstoezicht’ is een begrip dat in de gehele Unie autonoom en uniform moet worden uitgelegd omdat het begrip wordt gedefinieerd in de Schengengrenscode.

Uit vaste rechtspraak van het EU Hof van Justitie volgt eveneens dat voor de uitlegging van een unierechtelijke bepaling niet enkel rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan maar ook met de context en de doelstellingen die de regeling waarvan de bepaling deel uitmaakt na streeft [Zie bijvoorbeeld EU HvJ, Rahmanian Koushkaki t Bundesrepublik Deutschland, 19 december 2013, C-84/12, ro 34].

… bewoordingen
Artikel 2, aanhef en negende lid van de Schengengrenscode definieert het begrip ‘grenstoezicht’ als: 
de overeenkomstig en voor het doel van deze verordening aan een grens uitgevoerde activiteit die uitsluitend wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding en dus niet om andere redenen wordt verricht, en die bestaat in controle en bewaking van de grens.
Van belang voor de beoordeling van de vraag of de uitoefening van grenstoezicht na verlening van toegang kan worden voortgezet is dat de aan een grens uitgevoerde activiteit uitsluitend wordt verricht wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding . Die activiteit kan niet worden verricht om andere redenen.

… context
Tot de context van het begrip ‘grenstoezicht’ behoren artikel 2, aanhef en tiende lid van de Schengengrenscode, 2, aanhef en elfde lid van de Schengengrenscode en Hoofdstuk II van de Schengengrenscode.

Artikel 2, aanhef en tiende lid van de Schengengrenscode definieert ‘grenscontroles’ als:
de controles die aan de grensdoorlaatposten worden verricht om na te gaan of de betrokken personen, hun vervoermiddelen en de voorwerpen in hun bezit het grondgebied van de lidstaten mogen binnenkomen dan wel verlaten

Indien uit grenscontrole volgt dat een derdelander [een deel van] de Schengenruimte mag binnenkomen zijn er geen redenen meer om de uitoefening van grenstoezicht in de zin van grenscontrole voort te zetten.

Artikel 2, aanhef en elfde lid van de Schengengrenscode definieert ‘grensbewaking’ als:
de bewaking van de grenzen buiten de grensdoorlaatposten en de bewaking van de grensdoorlaat posten buiten de vastgestelde openingstijden om te voorkomen dat personen zich aan de grenscontroles onttrekken

Indien een derdelander zich onderwerpt aan grenscontrole en zich aan die controle derhalve niet onttrekt is de uitoefening van grenstoezicht in de vorm van grensbewaking niet aan de orde.

Hoofdstuk II van de Schengengrenscode regelt het toezicht aan de buitengrenzen en de weigering van de toegang is geregeld. De artikelen 6 t/m13 maken deel uit van hoofdstuk II.

Uit voornoemd hoofdstuk volgt dat grenstoezicht op een derdelander kan worden uitgeoefend en ook wordt uitgeoefend zolang over de toegang van die derdelander nog geen beslissing is genomen.

Voorts volgt uit dat hoofdstuk dat de uitoefening van het grenstoezicht kan worden voortgezet indien die derdelander de toegang wordt geweigerd. Verwezen wordt in dat verband naar artikel 8, vierde lid van de Schengengrenscode waarin is bepaald dat indien een derdelander de toegang wordt geweigerd de grenswachters erop toe zien dat die derdelander het grondgebied van de betrokken lidstaat niet betreedt en naar Bijlage V van de Schengengrenscode.

Uit voornoemd hoofdstuk volgt niet dat dat de uitoefening van het grenstoezicht kan worden voortgezet indien die derdelander de toegang is verleend.

… doelstellingen
Naar doelstellingen van de Schengengrenscode wordt verwezen in overweging 6 van de Preambule bij de Schengengrenscode, artikel 1 van de Schengengrenscode en artikel 12, eerste lid van de Schengengrenscode.

Overweging 6 van de Preambule bij de Schengengrenscode luidt als volgt:
(…) Het grenstoezicht moet helpen de illegale immigratie en mensenhandel te bestrijden en bedreigingen van de binnenlandse veiligheid, de openbare orde, de volksgezondheid en de internationale betrekkingen van de lidstaten te voorkomen.

In het geval van een derdelander aan wie de toegang tot [een deel van] de Schengenruimte is verleend is geen sprake van mensenhandel die moet worden bestreden of te voorkomen bedreigingen. Indien daarvan wel sprake zou zijn zou de toegang niet zijn verleend maar geweigerd.

Artikel 1 van de Schengengrenscode luidt als volgt:
Deze verordening voorziet in de afwezigheid van grenstoezicht ten aanzien van personen die de binnengrenzen tussen de lidstaten van de Europese Unie overschrijden. Zij stelt de maatregelen vast die van toepassing zijn op het grenstoezicht ten aanzien van personen die de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden. 

Artikel 12, eerste lid, eerste zin van de Schengengrenscode luidt als volgt:
De bewaking aan de buitengrenzen heeft als voornaamste doel om onrechtmatige grensoverschrijding te voorkomen, grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden en maatregelen te nemen tegen illegaal binnen gekomen personen.(…)

Een derdelander aan wie de toegang is verleend op grond van artikel 5, vierde lid, onder c jo artikel 13, eerste lid, eerste zin van de Schengengrenscode is het grondgebied van de lidstaten niet onrechtmatig maar rechtmatig binnen gekomen. Het voorkomen van onrechtmatige grensoverschrijding is in het geval van asielzoekende derdelander aan wie de toegang is verleend niet aan de orde.

Omdat een asielzoekende derdelander niet illegaal is binnengekomen kunnen ten aanzien van hem ook geen maatregelen worden genomen in bovengenoemde zin.

… conclusie
Uit de bewoordingen van het begrip ‘grenstoezicht, de context ervan en doelstellingen die de door de Schengengrenscode worden nagestreefd volgt dat de uitoefening van grenstoezicht op een derdelander aan wie de toegang tot [een deel van] de Schengenruimte wordt verleend niet kan worden voortgezet.

Helaas is dat vooral MHO.