woensdag 26 november 2008

ABRS 12 november 2008 200803870/1: UNHCR Notitie over KhAD/WAD

In een uitspraak in een AC-zaak van een Afghaanse 1F'er die een nieuwe aanvraag indiende overwoog de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage nzp Arnhem [hierna: voorzieningenrechter] op 20 mei 2008 [Vz Rtb DH zp Arnhem, 20 mei 2008, Awb 08/13571] mede over de door de Afghaanse 1F'er ingebrachte notitie van de UNHCR 'Note on the Structure and Operation of the KhAD/WAD in Afghanistan 1978-1992' van mei 2008 in rechtsoverweging 1.2:

Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker met deze gegevens feiten en omstandigheden heeft aangedragen die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden worden overgelegd. Gelet op de inhoud van deze stukken kan, nu een en ander gerede twijfel doet rijzen omtrent de volledigheid en juistheid van het deelambtsbericht[van de Minister van Buitenlandse Zaken van februari 2000 over veiligheidsdiensten in Afganistan,ZvL], niet worden gesteld dat deze stukken niet kunnen afdoen aan het eerdere besluit en ds overwegingen waarop het berust. (...) Gelet voorts op deze notitie van de UNHCR alsmede het feit dat verweerder een notitie over (Afghaanse) 1F-zaken in voorbereiding heeft, waarbij, naar de voorzieningen rechter veronderstelt, deze notitie zeker zal worden meegenomen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder deze zaak niet heeft kunnen afdoen in een AC-procedure.

De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] 'hertaalde', om met mr Thomas Spijkerboer te spreken [zie noot mr TS bij ABRS, 13 mei 2005, JV 2005/255], deze overweging in een uitspraak van 12 november 2008 [ABRS, 12 november 2008, 200803870/1] als volgt:
De Afdeling verstaat de aangevallen uitspraak aldus, dat de voorzieningenrechter aan de vernietiging van het besluit kennelijk ten grondslag heeft gelegd dat de "Note on the Structure and Operation of the [weer zo'n rare anonimisering van de Afdeling, ZvL] Afghanistan 1978-1992" van de United Nations High Commissioner for Refugees (hierna: de UNHCR-Note) gedateerd 13 mei 2008, een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is, zoals bedoeld in de vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, {...}) en het besluit, gelet op de aard en strekking van de UNHCR-Note en de omstandigheid dat de staatssecretaris een notitie over (Afghaanse) IF-zaken in voorbereiding heeft waarbij de UNHCR-Note zal worden betrokken, derhalve niet in de zogenoemde AC-procedure kon worden genomen.
& peekte vervolgens het hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie.

De voorzieningenrechter hinkte met betrekking tot de notitie van de UNHCR op 2 onvaste benen en benaderde de notitie enerzijds als een [concreet] aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het ambstbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken over veiligheidsdiensten in Afghanistan en anderzijds als een nieuw feit waarvan niet bij voorbaat is uitgesloten dat het af kan doen aan een eerder besluit.

De Afdeling maakt in de uitspraak van 12 november 2008 duidelijk dat van een concreet aanknopingspunt voor twijfel [nog?] geen sprake is.

Overigens is het Ministerie van Buitenlandse Zaken over de notitie in overleg getreden met onder meer de UNHCR Kabul [31700 VI, nr. 6, pagina 30; 31700 VI, nr. 18, pagina 12 (via http://www.overheid.nl/op)]. Het is niet duidelijk of daaraan een verzoek van de Staatssecretaris van Justitie ten grondslag ligt maar het begint er op te lijken dat de notitie toch twijfel heeft doen oproepen.

Opmerkelijk is dat de Staatssecretaris van Justitie in de hitte van het overleg over de notitie van de UNHCR op 9 oktober 2008 verwijst naar 'de' uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2008 [bedoeld wordt denk ik Rtb DH zp DB, 14 juli 2008, Awb 08/2653, LJN Bd8298] waarin de rechtbank oordeelt dat de notitie van de UNHCR geen concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid van het ambtsbericht [31700 VI, nr. 18, pagina 13]. Zou ze toen niet hebben geweten van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 mei 2008? & zou ze nu al weten van de peek van 12 november 2008?

maandag 24 november 2008

Artikel 5 EVRM: Overbrenging & ophouding

Volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] houdt overbrenging tevens in het wachten op vervoer gedurende een redelijke tijd [ABRS, 11 okrober 2002, 200204115/1, JV 2002/438; ABRS, 31 december 2004, 200408762/1, JV 2005/96; ABRS 25 januari 2007, 200608762/1, LJN AZ7877; ], is de duur van de overbenging niet wettelijk gemaximeerd [ABRS, 15 januari 2002, 200106222/1, MigratieWeb ve05000347] en wordt een totale [niet door de bewindspersoon te motiveren] duur van de overbrenging [inclusief de wachttijd] van maximaal 10 uur als redelijk aangemerkt [ABRS, 31 december 2004, 200408762/1, JV 2005/96; ABRS, 10 maart 2008, 200800576/1 (art 50 lid 2 Vw, 10+ uur); ABRS, 10 maart 2008,200800579/1 (art 50 lid 2 Vw, 13 uur)].

In het geval van een onrechtmatige overbrenging schrijft de Afdeling de ene keer een belangenafweging voor [ABRS, 14 oktober 2003, 200305887/1, JV 2003/540 (Overbrenging & ophouding ten onrechte toegepast)] en de andere keer niet [ABRS, 10 maart 2008, 200800576/1 (overnachting, 10+ uur); ABRS, 10 maart 2008, 200800579/1 (overnachting, 13 uur)].

In het geval van een onrechtmatige ophouding schrijft de Afdeling een belangenafweging voor [ABRS, 14 oktober 2003, 200305887/1, JV 2003/540 (Overbrenging & ophouding ten onrechte toegepast); ABRS, 28 december 2005, 200509142/1, MigratieWeb ve06000017 (Overschrijding termijn ophouding)].

Waarom worden belangen de ene keer gewogen en de andere keer niet?

Indien overbrenging en ophouding en ook het ten onrechte of te langdurig toepassen niet worden aangemerkt als vrijheidsontneming maar als vrijheidsbeperking vallen ze niet onder het bereik van artikel 5 EVRM en is ruimte voor belangenafweging. Dat zou overigens curieus zijn omdat overbrenging en ophouding beleidsmatig wel worden aangemerkt als vrijheidsontneming [A6/1 Vc 2000]. Ten aanzien van overbrenging denkt het Europees Hof voor de rechten van de Mens daar mogelijk anders over [EHRM. Sadaykov t. Bulgarije, 75157/01, 22 mei 2008, ro 25].

Indien overbrenging en ophouding wel worden aangemerkt als vrijheidsontneming dan is de belangenafweging mogelijk een gevolg van inmiddels achterhaalde rechtspraak van de Afdeling dat indien het niet gaat om wettelijke vereisten een belangenafweging dient plaats te vinden [zie artikel 94 lid 3 Vw 2000]. In dat geval moeten de uitspraken van 13 maart 2008 [ABRS, 10 maart 2008, 200800576/1); ABRS, 10 maart 2008, 200800579/1] mogelijk worden gezien als een voorbode van die van 7 november 2008 waarbij de Afdeling uitdrukkelijk om is gegaan [ABRS, 7 november 2008, 200806195/1; ABRS 7 november 2008, 200807630/1].

De tijd zal het leren.

PS: Indien overbrenging en/of ophouding kunnen worden aangemerkt als vrijheidsontneming,vindt die vrijheidsontneming dan plaats 'with a view to deportation ' in de zin van artikel 5 lid 1f EVRM?

woensdag 19 november 2008

ABRS, 7 november 2008, 200806195/1 & 200807630: Voortvarendheid & belangenafweging [de Afdeling is om!]

De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] is [weer eens] om. In uitspraken van 7 november 2008 [ABRS, 7 november 2008, 200806195/1; ABRS 7 november 2008, 200807630/1] wijkt de Afdeling af van de op 16 mei 2008 ingezette lijn [ABRS, 16 mei 2008, 200801811/1; ABRS, 3 juni 2008, 200802895/1; ABRS, 1 juli 2008, 200803929/1, LJN BD6657] dat voortvarendheid geen wettelijk vereiste is en dat bij het ontbreken daarvan daarom een belangenafweging dient plaats te vinden.

In de uitspraken van 7 november 2008 overweegt de Afdeling met een verwijzing naar de arresten Chahal t. VK [EHRM, 15 november 1996, 22414/93 , ro 113], Saadi t. VK [EHRM, 29 januari 2008, 13229/03, JV 2008/102, ro 72] en Sadaykov t. Bulgarije [EHRM, 22 mei 2008, 75157/01, JV 2008/265] van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat indien voortvarendheid ontbreekt voor een belangenafweging geen plaats is.

vrijdag 14 november 2008

Verzoeken om een uitzettingsverbod hangende hoger beroep

Niet op voorhand is aannemelijk dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven. Nu voorts is gebleken van een spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, komt het verzoek op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.

Op de website van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State zijn 5 uitspraken te vinden waarin het verzoek van een appellerende vreemdeling om een uitzettingsverbod hangende het hoger beroep is toegewezen [gezocht op: "niet op voorhand is aannemelijk" spoedeisend].

In 1 bodemzaak is het hoger beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard [ABRS, 15 november 2007, 200706949/2 (bodem, art 3lid 2 DVo)].

In 2 bodemzaken is het hoger beroep gepeekt [ABRS, 19 februari 2008, 200801197/2 (bodem, asiel); ABRS, 13 maart 2008, 200709100/2 (bodem, regulier)].

In 2 bodemzaken is nog geen uitspraak gedaan [ABRS, 17 juli 2008, 200805378/2 (bodem?, ongewenstverklaring); ABRS, 8 oktober 2008, 200802818/3 (bodem?, asiel)].

woensdag 12 november 2008

Staatssecretariele verzoeken om een voorlopige voorziening

Niet valt op voorhand uit te sluiten dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. De uitspraak op dat hoger beroep zal op korte termijn worden gedaan. Onder die omstandigheden en nu niet is gebleken van bijzondere belangen die er in dit geval toe nopen dat aan de aangevallen uitspraak gevolg wordt gegeven voordat op het hoger beroep is beslist, ziet de voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
overwoog de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State in het eerste kwartaal van dit jaar op 24 door de Staatssecretaris van Justitie ingediende verzoeken ]om een voorlopige voorziening] om aan de uitspraak in hoger beroep bestreden geen gevolg te hoeven geven. Geen enkel verzoek van de Staatssecretaris van Justitie om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

In 5 bodemzaken is nog steeds geen uitspraak gedaan of het hoger beroep ingetrokken [Vz ABRS, 29 januari 2008, 200800377/2; Vz ABRS, 30 januari 2008, 200800436/2 ; Vz ABRS, 30 januari 2008, 200800337/2; Vz ABRS, 6 februari 2008, 200800645/2; ABRS, 25 februari 2008, 200801118/2].

In 14 bodemzaken is het hoger beroep gegrond verklaard [Vz ABRS, 7 januari 2008, 200708887/2 (bodem); Vz ABRS, 14 januari 2008, 200709018/2 (bodem); Vz ABRS, 14 januari 2008, 200709106/2 (bodem); Vz ABRS, 23 januari 2008, 200800038/2 (bodem); Vz ABRS, 23 januari 2008, 200800343/2 (bodem); Vz ABRS, 25 januari 2008, 200800338/2 (bodem); Vz ABRS, 25 januari 2008, 200800297/2 (bodem); Vz ABRS, 25 januari 2008, 200800651/2 (bodem); Vz ABRS, 30 januari 2008, 200800439/2 (bodem); Vz ABRS, 2 februari 2008, 200800376/2 (bodem); Vz ABRS, 14 februari 2008, 200800851/2 (bodem); Vz ABRS, 18 februari 2008, 200800858/2 (bodem); Vz ABRS, 22 februari 2008, 200801101/2 (bodem); Vz ABRS, 25 februari 2008, 200801140/2 (bodem)].

In 1 bodemzaak is de bestreden uitspraak bevestigd [Vz ABRS, 15 januari 2008, 200709174/2 (bodem)].

In 4 bodemzaken is het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard [Vz ABRS, 3 januari 2001, 200708716/2 (bodem); Vz ABRS, 1 februari 2008, 200800236/2 (bodem); Vz ABRS, 27 februari 2008, 200801159/2 (bodem); Vz ABRS, 3 maart 2008, 200801233/2 (bodem)].

Valt hieruit iets te leren? Geen idee!

dinsdag 11 november 2008

Hernieuwde bewaring: [Ne] bis in idem?

In een Chinese bewaringszaak waarover de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] op 27 november 2007 oordeelde was een eerdere bewaring opgeheven wegens het ontbreken van zicht op uitzetting in verband met het geringe aantal door de Chinese autoriteiten afgegeven LP's . De Afdeling overwoog dat in uitspraken van de Afdeling over de Chinese LP-verstrekking, tot stand gekomen na de opheffing van de vreemdelingenbewaring, aanknopingspunten te vinden waren voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbrak. [ABRS, 27 november 2007, 200705642/1, JV 2008/44 nt TS, LJN BB9415]

Volgens mr Thomas Spijkerboer, in een bozige noot bij de uitspraak, past de Afdeling het ne bis in idem beginsel toe en wel op een wijze alsof de Afdeling van het beginsel nog nooit heeft gehoord.

Is het ne bis in idem beginsel wel aan de orde in het geval van hernieuwde vreemdelingenbewaring?

In beginsel doet de rechter uitsluitend een bindende uitspraak binnen de grenzen van het aan hem voorgelegde geschil over een bestreden besluit en strekt zijn uitspraak zich niet tot andere besluiten en andere geschillen [ABRS, 27 november 2007, 200705642/1, ro 2.4; ISBN 9789013054224, pagina 419].

Het besluit tot hernieuwde inbewaringstelling is een ander besluit dan het besluit tot inbewaringstelling waartegen het beroep gegrond is verklaard wegens het ontbreken van zicht op uitzetting.

Uit de rechtspraak van de Afdeling kan worden opgemaakt dat in vreemdelingenbewaringszaken van het beginsel dat uitsluitend bindend uitspraak wordt gedaan binnen de grenzen van een voorgelegd geschil wordt afgeweken, in die zin dat een eerdere uitspraak over een ander besluit onder bepaalde voorwaarden wel bij de totstandkoming van een latere uitspraak over een nieuw besluit kan worden betrokken. Met het onder bepaalde voorwaarden betrekken van een eerdere uitspraak bij de totstandkoming van een latere uitspraak, in afwijking van de regel, is mogelijk beoogd een detournement de pouvoir te voorkomen. De vraag of dat met de actuele invulling van die voorwaarden [aanknopingspunten voor nova in plaats van nova] mogelijk is laat ik hierbij onbeantwoord.

Met het ne bis in idem beginsel wordt beoogd te voorkomen dat er twee keer over eenzelfde zaak gesteggeld wordt. Het betrekken van een eerdere uitspraak over een ander besluit bij de totstandkoming van een latere uitspraak over een nieuw besluit kan resulteren in een twee keer steggelen over eenzelfde zaak.

Eerder bis in idem dan ne bis in idem imho.

maandag 10 november 2008

Hernieuwde inbewaringstelling [Aanknopingspunten, binnen redelijke termijn]

Zoals eerder overwogen (o.m. JV 2005/282, ve05001065), behoort de rechtbank, indien een eerdere bewaring is opgeheven omdat geen zicht op uitzetting bestaat, bij een volgende inbewaringstelling te onderzoeken of, anders dan ten tijde van de opheffing van de eerdere bewaring, sprake is van feiten en omstandigheden, waaruit blijkt dat zulk zicht nu niet ontbreekt. Voor een dergelijk onderzoek bestaat in beginsel geen aanleiding, indien sinds die opheffing een zodanig lange periode is verstreken dat, behoudens bijzondere omstandigheden, van een voor de beoordeling van het zicht op uitzetting relevante samenhang met de reden van de opheffing van de eerdere maatregel geen sprake meer is [ABRS, 24 oktober 2006, 200606370/1, JV 2006/449; ABRS, 29 januari 2007, 200609426/1, JV 2007/102, LJN AZ7990].

2.2.1. Uit de door de minister in het hoger-beroepschrift vermelde uitspraken van de Afdeling van 28 december 2005 in zaak no. 200509227/1 (JV 2006/63) [????? ZvL], van 25 januari 2006 in zaak no. 200510353/1 [ongepubliceerd] en van 28 november 2006 in zaak no. 200607715/1 [LJN AZ4617, JV 2007/45; ?????, ZvL] blijkt, dat indien de minister ten tijde van de inbewaringstelling concrete aanknopingspunten heeft die aanleiding vormen een onderzoek in te stellen naar bepaalde feiten en omstandigheden die twijfel oproepen met betrekking tot het ontbreken van zicht op uitzetting, hij de gelegenheid heeft dat onderzoek, zonodig na de inbewaringstelling, te verrichten. Derhalve dient de rechtbank bij de beoordeling van een opvolgende inbewaringstelling niet alleen te onderzoeken of, anders dan ten tijde van de opheffing van de eerdere inbewaringstelling, ten tijde van de inbewaringstelling sprake is van feiten en omstandigheden, waaruit blijkt dat zicht op uitzetting thans niet ontbreekt, maar ook, indien dat door de minister is gesteld, of sprake is van concrete aanknopingspunten die een onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden, als vorenbedoeld, rechtvaardigen. [ABRS, 7 februari 2007, 20609265/1, LJN AZ8714, JV 2007/140]

2.2.1. De rechtbank dient, in het kader van de beoordeling van het nieuwe besluit tot inbewaringstelling, te beoordelen of ten tijde van het opleggen van de nieuwe maatregel sprake is van aanknopingspunten die leiden tot het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn thans niet ontbreekt. Zoals onder meer blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2006 in zaak nr. 200606370/1 (JV 2006/449) is er geen aanleiding om op die wijze de reden voor opheffing van de eerdere bewaring bij de beoordeling van het zicht op uitzetting te betrekken, indien sinds het tijdstip van de opheffing van die eerdere bewaring een zodanig lange periode is verstreken dat, behoudens bijzondere omstandigheden, de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de feiten of omstandigheden die eerder grond vormden voor het oordeel dat het zicht op uitzetting ontbrak, ten tijde van het opnieuw opleggen van de maatregel van bewaring hun betekenis hebben verloren. Gezien het tijdsverloop van [...], is sprake van een lange periode als hiervoor bedoeld. [ABRS, 27 november 2007, 200706701/1, JV 2008/45, LJN BB9422; ABRS, 27 november 2007, 200705824/1, Migratieweb ve07002249].

2.1.2. De rechtbank dient, in het kader van de beoordeling van het nieuwe besluit tot inbewaringstelling, te beoordelen of ten tijde van het opleggen van de nieuwe maatregel sprake is van aanknopingspunten die leiden tot het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn thans niet ontbreekt. Zoals onder meer blijkt uit de uitspraken van de Afdeling van 24 oktober 2006 in zaak nr. 200606370/1 (JV 2006/449) en van 27 november 2007 in zaak nr. 200706701/1 (www.raadvanstate.nl), bestaat er geen aanleiding om de redenen voor opheffing van de eerdere bewaring bij de beoordeling van het zicht op uitzetting te betrekken, indien sinds het tijdstip van de opheffing van die eerdere bewaring een zodanig lange periode is verstreken dat, behoudens bijzondere omstandigheden, [...] de feiten of omstandigheden die eerder grond vormden voor het oordeel dat het zicht op uitzetting ontbrak, ten tijde van het opnieuw opleggen van de maatregel van bewaring hun betekenis hebben verloren.
2.1.3. Gezien het tijdsverloop van [...] tussen de laatste opheffing van de eerdere vreemdelingenbewaring en de oplegging van de thans ter toetsing voorliggende maatregel, is sprake van een lange periode als hiervoor bedoeld. [ABRS, 13 maart 2008, 200800793/1 , LJN BC7780].

zondag 2 november 2008

Vreemdelingenbewaring & gebreken: wikken & wegen

Artikel 94 lid 4 Vw, voorzover hier van belang, bepaalt dat indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel [in strijd is met deze wet (maar daar gaat het hier niet over) dan wel] bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, zij het beroep gegrond verklaart.

Volgens de 'toverformule' van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] maakt een gebrek de [daaropvolgende] inbewaringstelling, indien aan alle in de wet gestelde vereisten daarvoor is voldaan, eerst onrechtmatig, indien de met de bewaring gediendebelangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.

Hoe wikt en weegt de Afdeling? Uit rechtspraak van de Afdeling [gezocht op 'ernst van het gebrek' bij rechtspraak.nl en Migratieweb] rijst het navolgende beeld.

In gevallen waarin sprake is van strafrechtelijke documentatie en/of ongewenstverklaring valt de belangenafweging in beginsel in het voordeel van de bewindspersoon uit [teveel om op te noemen].

In overige gevallen lijkt onderscheid te worden gemaakt tussen voorschriften die grondrechten en/of mensenrechten beogen te beschermen en voorschriften die dat niet doen.

Voorschriften die grondrechten en/of mensenrechten beogen te beschermen zijn [bijvoorbeeld] artikel 50 lid 1 Vw [verbod discriminatie] en artikel 5 Gw jo artikel 5 EVRM (& daarop gebaseerde bepalingen) [verbod titelloze vrijheidsbeneming, voortvarendheid].

In het geval van een onrechtmatige (discriminatoire) staandehouding [ABRS, 30 december 2004, 200409979/1, JV 2005/81; ABRS, 13 mei 2005, 200502959/1, MigratieWeb ve05001070; ABRS, 8 augustus 2005, 200506037, Migratieweb ve05001398; ABRS, 10 mei 2007, 200702965/1, LJN BA5582; ABRS, 28 september 2007, 200706318/1, LJN BB5258] en titelloze vrijheidsbeneming [ABRS, 27 mei 2008, 200802716/1, LJN BD3189 (boeien tijdens staatdehouding)] toetst de Afdeling of door de bewindspersoon belangen zijn gesteld op grond waarvan het geschonden voorschrift niet aan de rechtmatigheid van de bewaring in de weg staat en of die belangen zijn gelegen in de omstandigheden die ten grondslag zijn gelegd aan het met de inbewaringstelling gemoeide belang van de openbare orde. Die belangen worden gewogen met de belangen ter bescherming waarvan het betrokken voorschrift strekt.

In het geval van onvoldoende voortvarendheid [ABRS, 3 juni 2008, 200802889/1, LJN BD4762; ABRS, 1 juli 2008, 200803929/1, LJN BD6657] toetst de Afdeling of door de bewindspersoon bijzondere en zwaarwegende belangen zijn gesteld. Mogelijk gaat het om een 'oude wijn in een nieuwe zak' criterium.

In gevallen waar het gaat om [schending van] voorschriften die geen grondrechten en/of mensenrechten beogen te beschermen wordt bijna altijd met een verwijzing naar de [veelal] onbetwiste [[ABRS, 22 maart 2002, 200201214/1, LJN AE2288 (Geen piketmelding); ABRS, 23 mei 2002, 200202227/1, LJN AE6625 (Geen besluit & mededeling overplaatsing); 28 december 2005, 200509142/1, MigratieWeb ve06000017 (Overschrijding termijn ophouding); ABRS, 7 augustus 2008, 200804183/1 (Geen mededeling rechtsbijstand)] omstandigheden die ten grondslag zijn gelegd aan het met de inbewaringstelling gemoeide belang van de openbare orde, door de bewindspersoon gestelde belangen en/of niet [[ABRS, 28 december 2005, 200509142/1, MigratieWeb ve06000017] door de betrokken vreemdeling gestelde belangen geconcludeerd dat van een onredelijke verhouding tussen de met de bewaring gediende en de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen geen sprake is.

De door het gebrek geschonden belangen worden niet kenbaar betrokken bij de afweging [ook niet altijd gesteld] behalve als van een geschonden belang niet of nauwelijks sprake is [ABRS, 22 maart 2002, 200201214/1, LJN AE2288 (Geen piketmelding, wel later rechtsbijstand); ABRS, 23 mei 2002, 200202227/1, LJN AE6625 (Besluit & mededeling overplaatsing, wetenschap van); ABRS, 31 juli 2002, 200203208/1, LJN AE8079 (Geen categoriewijziging, van korte duur); ABRS, 26 maart 2007, 200701243/1,LJN BA2369 (Geen rechtsbijstand tijdens IBS, wel wetenschap van reden IBS); ABRS, 10 juli 2008, 200803901/1, LJN BD8594 (Geen categoriewijziging, van korte duur); ABRS, 7 augustus 2008, 200804183/1 (Geen mededeling rechtsbijstand, wel piketmelding); ABRS, 17 september 2008, 200806224/1 (rechtsbijstand)].

Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik mij nu pas realiseer dat schending van voorschriften met betrekking tot overbrenging en/of ophouding, waar het gaat om een te langdurende overbrenging en/of een overschrijding van de termijn voor ophouding, niet wordt gezien als een titelloze vrijheidsontneming.

[Update 081117] De Afdeling is [weer] om. In het geval van onvoldoende voorvarendheid is geen ruimte [meer] voor een belangenafweging [ABRS, 7 november 2008, 20806195/1; ABRS, 7 november 2008, 200806730/1].

[Update 081216] Zie ook ABRS, 2 december 2008, 200807626/1 : in het geval van schending van artikel 36 lid 1b Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen lijkt in het kader van de belangenafweging te moeten worden getoetst of door de bewindspersoon bijzondere en zwaarwegende belangen zijn gesteld. [Update 090817] Niet dus: zie ABRS, 20 februari 2009, 200900488/1/V3.