Sinds op 1 januari 2005 de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht in werking is getreden is de politie bevoegd om ook ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de hulpverleningstaak inzage in een identiteitsbewijs te vorderen.
In de memorie van toelichting [29218 nr 3 MvT] bij het wetsvoorstel staat dat de uitgebreide identificatieplicht geen aanvullende bevoegdheid geeft ten opzichte van het vreemdelingentoezicht en dat in een proces-verbaal van staandehouding moet worden opgenomen in welk kader controle heeft plaatsgevonden, onder welke omstandigheden betrokkene is aangetroffen en onder welke omstandigheden de staandehouding heeft plaatsgevonden.
Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 5 december 2008 [ABRS, 5 december 2008, 200807608/1] lijkt te kunnen worden opgemaakt dat de bevoegdheid om ten behoeve van de openbare orde inzage in een identiteitsbewijs te vorderen moet worden getoetst aan de Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht (2004A016) van het College van procureurs-generaal van 7 december 2004 [Stc 2004/247].
In uitspraken van 15 juni 2007 [ABRS, 15 juni 2007, 200703683/1] en 17 december 2007 [ABRS, 17 december 2007, 200708080/1] werd het beroep van appellerende vreemdelingen op die Aanwijzing nog gepeekt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten