donderdag 17 juni 2010

EHRM, Klein t Rusland, 1 april 2010, 24268/08: Meester S. Leest het Hof de Les

Omdat mr T.P.S. het nodig leek te vinden om [echte] fouten  [in technisch-juridische zin, die op een tentamen fout gerekend moeten worden] van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens [hierna: Hof] onder onze aandacht te brengen heeft hij de moeite genomen om een arrest van 1 april 2010 in de zaak Klein t. Rusland van een annotatie te voorzien [EHRM, 1 april 2010, 24268/08, JV 2010/210].

Om welke fouten gaat het?

In de eerste plaats zou het Hof in paragraaf 43 hebben overwogen dat de toepasselijke bewijsmaatstaf beyond reasonable doubt is hetgeen volgens mr T.P.S in de  context van de [uitleverings]casus onjuist is.

In paragraaf 43 overweegt het Hof dat allegations of ill-treatment must be supportd by appropiate evidence en dat to assess this evidence, the Court adopts the standard of proof "beyond reasonable doubt" but adds that such proof may follow from the coexistence of sufficiently strong, clear and concordant inferences or of similar unrebutted presumptions of fact.

In paragraaf 44 vervolgt het Hof dat extradition by a Contracting State may give rise to an issue under article 3 (...) where substantial grounds have been shown for beelieving that the person in question would, if extradited, face a real risk of being subjected to treatment contrary to Article 3 of the Conventio in the receiving country.

Uit paragraaf 43 gelezen in samenhang met paragraaf 44 volgt IMHO helemaal niet dat het Hof een onjuiste maatstaf van toepassing acht. Wat wel opvalt is het noemen van de maatstaf beyond reasonable doubt voorafgaand aan de vermelding van de maatstaf substantial grounds for believing that.

Voor zover ik na kan gaan is die combinatie voor het eerst te vinden  in een arrest van het Hof van 26 oktober 2000 in de zaak Damla ea t Duitsland [EHRM, 26 oktober 2000, 61479/00] en daarna in arresten van het Hof van 7 juni 2007, 1 april 2010, 12 mei 2010 en 20 mei 2010 [EHRM, 7 juni 2007, Garabayev t. Rusland, 38411/02; EHRM,  april 2010, Klein t Rusland, 24268/08; EHRM, 12 mei 2010, Khodzhayev t. Rusland, 52466/08; EHRM, 20 mei 2010, Khaydarov t. Rusland, 21055/09].

Geen idee waarom Russische uitleveringszaken zich kennelijk onderscheiden van andere.

In de tweede plaats zou het Hof  in paragraaf 52 ten onrechte een algemene regel maken van van een in paragraaf 73 van het arrest Mamatkulov ea t. Turkije opgenomen niet algemene regel over  bewijs en zou het Hof van die niet-algemene regel nog iets anders maken bovendien [EHRM, Mamatkulov ea t. Turkije, 4 februari 2005, 46827/99 & 46951/99, JV 2005/89].

Paragraaf 73 van het arrest Mamatkulov t. Turkije maakt deel uit van onderdeel 2 (Application of the above principles to the present case) van onderdeel C (The Court's assessment) van het arrest. In paragraaf 73 overweegt het Hof:
However, although these findings describe the general situation in Uzbekistan, they do not support the specific allegations made by the applicants in the instant case and require corroboration by other evidence.

Paragraaf 52 van het arrest Klein t. Rusland maakt eveneens deel uit van onderdeel 2 (Application of the above principles to the present case) van onderdeel C (The Court's assessment) van het arrest. In paragraaf 52 overweegt het Hof [IMHO nogal onduidelijk] onder meer:
The findings above that attest to the general situation in the country of  destination should be supported by specific allegations and require collaboration by other evidence (...).


In de laatste zin van paragraaf  47 van het arrest Klein t. Rusland dat deel uitmaakt van onderdeel 1 (General principles) van onderdeel C (The Court's assessment) van het arrest overweegt het Hof:
Where the sources available to the Court describe a general situation , an applicant's specific allegations in a particular case require corroboration by other evidence (see Mamatkuloc and Askarov v. Turkey [...], par 73 [...]). 
 
Uit de 'verhuizing' van an de bewijsoverweging van onderdeel 2 (Application of the above principles to the present case) naar onderdeel 1 (General principles) van onderdeel C (The Court's assessment)kan IMHO worden opgemaakt dat het Hof van de bewijsoverweging inderdaad een regel of althans een beginsel heeft willen maken.  Dat staat het Hof vrij lijkt mij.
 
Het is niet helemaal duidelijk of er sprake is van een verscherping of verzwaring van de bewijslast. Gelet op de verwijzing in paragraaf 47 van het arrest Klein t. Rusland naar paragraaf 73 van het arrest Mamatkulov ea t. Turkije lijkt mij van niet.
 
Het arrest Klein t. Rusland verdient IMHO een serieuze annotatie.

[Gewijzigd op 19 juni 2010 na commentaar mr Z]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten