maandag 17 mei 2010

Ministeriele reactie op ABRS, 26 januari 2010, 200905017/1/V2

Op 26 januari 2010 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] het hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie in een zaak van een uit Mogadishu in Somalië afkomstige  asielzoekende vreemdelinge die een beroep deed op artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn ongegrond verklaard [ABRS, 26 januari 2010, 200905017/1/V2].

De Somalische asielzoekende vreemdelinge had zich op heel erg veel rapporten beroepen en was er zodoende kennelijk in geslaagd om bewijs te leveren dat geschikt was om aan te tonen ('capable of proving') dat er zwaarwegende gronden bestonden om een uitzonderlijke situatie aan te nemen.  De Afdeling overwoog dat de Staatssecretaris van Justitie met de enkele stelling dat in het aantal burgerslachtoffers geen aanleiding gevonden kon worden gevonden voor het aannemen een zodanige uitzonderlijke situatie ontoereikend had gemotiveerd dat de Somalische vreemdelinge een uitzonderlijke sitiatie niet aannemelijk had gemaakt.

In een reactie op die uitspraak heeft de Minister van Justitie de Tweede kamer op 29 maaart 2010 laten weten dat dat de beoordeling van een uitzonderlijke situatie in algemene zin niet moet plaatsvinden tegen de achtergrond van één stad of een gebied van beperkte omvang. Een zo zo beperkte toetsing zou in redelijkheid niet uitvoerbaar zijn omdat het zou betekenen dat een aparte en actuele beoordeling nodig is van elke stad in een land van herkomst waar een asielzoeker uit afkomstig is. Volgens de Minister van Justitie is er in Zuid en CentraalSomalië geen sprake van een uitzondelijke situatie. [29344 nr 72]

In essentie ligt aan standpunt van de Minister van Justitie een opvatting over een binnenlands alternatief ten grondslag.

Met betrekking tot binnenlands alternatieven zijn er 2 stromingen te onderscheiden.

Uitgangspunt van de ene stroming is de gegrondheid van de vrees. Dat uitgangspunt heeft er toe geleid dat aan asielzoekende vreemdelingen de eis wordt gesteld dat vervolging aannemelijk wordt gemaakt in het gehele land van herkomst. Dat uitgangspunt heeft er tevens toe geleid dat de vraag of er sprake is van vervolging niet meer wordt beoordeeld maar wordt verwezen naar een alternatief in het land van herkomst van de asielzoekende vreemdeling.

Uitgangspunt van de andere stroming is bescherming. Indien vervolging aannemelijk wordt gemaakt in het ene deel van het land van herkomst staat niet zonder meer vast dat er in het andere deel van het land van herkomst een alternatief is.

Niet valt in te zien dat wat voor vervolging geldt niet ook zou gelden voor een reeel risico op ernstige schade.


De Minister van Justitie lijkt te behoren tot de eerst genoemde stroming. Het uitgangspunt van die stroming echter spoort niet met het standpunt dat de UNHCR, met rechtspraak van het EG Hof van Justitie en evenmin met het eigen beleid. 

De UNHCR lijkt te behoren tot de stroming die bescherming tot uitgangspunt neemt. verwezen wordt naar Guidelones on International Protection: “Internal Flight or Relocation Alternative” within the Context of
Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or 1967 Protocol relating to the Status of Refugees van 23 juli 2003.

Ook het EU Hof van Justitie lijkt bij de beoordeling van asielgerelateerde kwestie bescherming als uitgangspunt te nemen. Verwezen wordt in dat verband naar het arrest van Aydin Salahaddin  Abdullah ea t Duitsland van 2 maart 2010 [EU HvJ, 2 maart 2010, C/175-08]. Verwezen wordt in het bijzonder naar rechtsoverwegingen 57 tot en met 60 van voornoemd arrest. 

Uit hoofdstuk C/2.3 van de Vreemdelingencirculaire kan worden opgemaakt dat het bestaan van een alternatief bij de beoordeling van een asielaanvraag in beginsel pas aan de orde komt indien en nadat is vastgesteld dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van problemen die in beginsel voldoende zijn om als beschermingswaardig te gelden.

Indien en voorzover de omvang van een gebied al relevant is voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een uitzonderlijke situatie dan behoort daarbij te worden betrokken het aantal burgers dat schade kan leiden als gevolg van een uitzonderlijke situatie. Mogadishu is weliswaar 'maar' een stad maar er woont aldaar een niet onbelangijk deel van de inwoners van Zuid- en Centraal-Somalië.

Niet valt overigens in te zien waarom een beoordeling van een uitzonderlijke situatie per stad of een gebied van geringe omvang in redelijkheid niet uitvoerbaar zou zijn.  Het was voor de Somalische asielzoekende vreemdelinge in de zaak waarover de Afdeling op 26 januari 2010 oordeelde kennelijk geen probleem  om bewijs te leveren dat geschikt was om aan te tonen dat er zwaarwegende gronden bestonden om een uitzonderlijke situatie aan te nemen in de stad Mogadishu. Indien de Minister van Justitie twijfel daarover niet kan wegnemen zal die asielzoekende Somalische vreemdelinge moeten worden toegelaten.

Overigens is de UNHCR van mening dat in geheel Zuid- en Centraal Somalië sprake is van een uitzonderlijke situatie. Verwezen wordt naar UNHCR Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-Seekers from Somalia van 5 mei 2010.

Verder lezen:
Internal Protection/Relocation/Flight Alternative as an Aspect of Refugee Status Determination, Cambridge University Press, june 2003

2 opmerkingen:

Mark Leijen zei

Vergeet niet art 8 Dri hierbij ook te betrekken. Lid 1 de lidstaten moeten aantonen dat in een deel van het land geen vrees voor vervolging bestaat of geen reëek risico op schade. Impliceert dat niet dat je eerst hebt vastgesteld dat dit in een ander deel wel bestaat?. Redelijkerwijs moet dan van je verwacht kunnen worden dat je je er vestigt. Lid 2 de persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker wegen ook mee. Dit is ruimer dan het beleid in de VC bij categoriaal beleid (wat mi de uitzonerlijke situatie is, dat vond Albayrak ook in een brief van maart 2009 aan het parlement) die dit beperkt tot omstandigheden die al in het land van herkomst bestonden waardoor niet van je verlangd kon worden enz. De Dri kijkt naar de omstandigheden op het moment van beslissen.

mr T zei

Je hebt gelijk.

Zie ook het arrest van het EU Hof van Justitie (hierna: Hof) in de zaak Elgafaji t. Nederland van waarin het Hof overweegt in rechtsoverweging 40 dat bij de individuele beoordeling van een verzoek om internationale bescherming met name rekening kan worden gehouden met de de geografische omvang van de situatie van willekeurig geweld en, met een verwijzing naar artikel 8 lid 1 van de Kwalificatierichtlijn, met de daadwerkelijke bestemming van de verzoeker wanneer hij naar het betrokken land terugkeert.

Een reactie posten