Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] volgt dat voor een uitzettingsverbod in hoger beroep in beginsel alleen grond kan zijn indien in hoger beroep een toelatingsvraag aan de orde is. In dat geval moet een voorziening mogelijk zijn die voorkomt dat een vreemdeling wordt uitgezet ten aanzien van wie naderhand blijkt dat hij aanspraak op toelating heeft [ABRS, 3 november 2008, 200807951/2; ABRS, 11 juli 2008, 200805134/2 (bewaringszaken)].
In een bewaringsprocedure in hoger beroep is slechts aan de orde of een vreemdeling zijn vrijheid mocht worden ontnomen en doet een onrechtmatige inbewaringstelling niet af aan de bevoegdheid van de Staatssecretaris van Justitie om tot uitzetting over te gaan [zie voornoemde uitspraken].
In een ongewenstverklaringsprocedure in hoger beroep is slechts aan de orde of een vreemdeling ongewenst mocht worden verklaard. Een toelatingsvraag komt in die ongewenstverklaringsprocedure niet aan de orde hooguit daarbuiten na herroeping, intrekking of opheffing van de ongewenstverklaring [ABRS 6 juli 2006 200510434/1, JV 2006/347; ABRS, 26 juli 2006, 200601808/1, JV 2006/352; 19 juli 2007, 200702240/1; enzovoort].
Toch worden verzoeken om een uitzettingsverbod in ongewenstverklaringsprocedures toegewezen [ABRS, 13 november 2008, 200805292/2; ABRS, 17 juli 2008, 200805378/2]. In een ongewenstverklaringsprocedure komt net als in een bewaringsprocedure geen toelatingsvraag aan de orde maar vaak wel, anders dan in een bewaringsprocedure, de vraag of er mag worden uitgezet. Kennelijk gaat het bij de beoordeling van de vraag of er in beginsel grond kan zijn voor een uitzettingsverbod daarom en niet om de vraag of er een aanspraak is op toelating.
Het gros van de verzoeken om een uitzettingsverbod in hoger beroep sneuvelt omdat een spoedeisend belang ontbreekt [(voor uitvoering vatbaar besluit tot afwijzing van de toelatingsaanvraag is géén spoedeisend belang) ABRS, 17 december 2008, 200808798/2; ABRS, 10 december 2008, 200808769/2; ABRS, 26 november 2008, 200802583/2; ABRS, 20 november 2008, 200807912/2; ABRS, 19 november 2008, 200805382/2)] of omdat er 'thans geen grond (is) om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep zal worden vernietigd' [ABRS, 9 december 2008, 200808780/2; ABRS, 5 december 2008, 200808762/2; ABRS, 27 november 2008, 200808392/2; ABRS, 25 november 2008, 200807283/2; ABRS, 6 november 2008, 200808003/2].
In een uitspraak van 27 november 2008 heeft de Afdeling overwogen dat de omstandigheid dat een vreemdeling ongewenst is verklaard een spoedeisend belang oplevert [ABRS, 27 november 2008, 200808392/2]. Ik begrijp eerlijk gezegd niet goed waarom een voor uitvoering vatbaar besluit tot ongewenstverklaring wel een spoedeisend belang bij een uitzettingsverbod met zich meebrengt en een voor uitvoering vatbaar besluit tot afwijzing van een toelatingsaanvraag niet.
Wie het weet mag het zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten