zaterdag 23 augustus 2008

Niet-vrijwillige terugkeer, onwillige landen van herkomst en zicht op uitzetting

Een aantal landen waaronder Afghanistan [Rtb DH nzp Zwo, 21 juli 2008, Awb 08/21394, LJN BD9339], Irak [Rtb DH nzp Ams, 4 juni 2008, Awb 08/17867, LJN BD8170], Iran [Rtb DH nzp Utr, 25 juli 2008, Awb 08/24988, LJN BD9331] en Sierra Leone [Rtb DH nzp Ams, 30 januari 2008, Awb 08/1732, LJN BC5109] blijkt geen LP's ten behoeve van uitzetting van onderdanen te verstrekken indien de betrokken vreemdelingen aangeven niet vrijwillig terug te willen keren naar hun land van herkomst.

Indien het gaat om vreemdelingen van wie de identiteit en de nationaliteit vast staat en wordt erkend door het land van herkomst lijkt de 'medewerkings' rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling; ABRS, 30 juni 2008, 200803754/1, JV 2008/308, LJN BD6659; ABRS, 6 agustus 2008, 200804635/1] niet van toepassing te zijn. De medewerking die van in bewaring gestelde vreemdelingen wordt verlangd immers ziet op het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens waaronder documenten die nodig zijn om de beoogde uitzetting te kunnen bewerkstelligen en op het verrichten van de nodige, controleerbare inspanningen om dergelijke gegevens te verkrijgen, niet op de wil van in bewaring gestelde vreemdelingen.

Niet de onwil van vreemdelingen van wie de identiteit en de nationaliteit vast staat en wordt erkend, zie ook artikel 13 UVRM, staat aan hun uitzetting in de weg maar de weigering van het land van herkomst om te voldoen aan de volkenrechtelijke verplichting om eigen onderdanen terug te nemen. In zo'n geval ontbreekt zich op uitzetting.

Zicht op uitzetting ontbreekt ook in het geval van vreemdelingen van wie de identiteit en de nationaliteit wel vast staat zonder erkenning daarvan door het land van herkomst. Verwezen wordt in dat verband naar een uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2005, 200409900/1, JV 2005/121.

Indien het gaat om vreemdelingen van wie de identiteit en de nationaliteit niet vast staat lijkt de 'medewerkings' rechtspraak van de Afdeling wel van toepassing te zijn. Zodra de identiteit en de nationaliteit vast komen te staan vervalt echter het zicht op uitzetting.

Tenzij het EU Laissez Passer [A4/4.2.2 Vc] van stal wordt gehaald.

([Update 080925] Niet gebleken is dat de door de vreemdeling bij zijn presentatie aan de consulaire vertegenwoordiging van Iran af te leggen verklaring dat hij bereid is vrijwillig naar Iran terug te keren een zodanige strekking heeft dat het afleggen daarvan verder gaat dan binnen het bestek van de op hem rustende verplichting Nederland eigener beweging te verlaten redelijkerwijs van hem zou kunnen worden verlangd. [ABRS, 4 september 2008, 200805361/1])

Geen opmerkingen:

Een reactie posten