woensdag 20 oktober 2010

Griekse Dublinzaken

Op 12 augustus 2010 heeft de Britse vreemdelingenrechter het EU Hof van Justitie prejudiciele vragen gesteld over artikel 3 lid 2 van de Dublinverordening [EU HvJ, NS t VK, C-411/10]. Op 3 september 2010 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] aangekondigd Griekse Dublinzaken daarom aan te houden [persbericht].

Op 30 september 2010 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de Minister van Justitie geïnformeerd in alle Griekse Dublinzaken een interim measure te zullen treffen zolang het nog geen oordeel heeft gegeven over de zaak M.S.S tegen België.

Op 13 oktober 2010 heeft de Minister van Justitie de Voorzitter van de Tweede Kamer geschreven dat feitelijk de komende tijd overdrachten aan Griekenland niet kunnen worden geëffectueerd  tenzij de asielzoekende vreemdeling geen rechtsmiddelen aanwendt [19637, 1363].

De termijn voor overdracht vangt aan na aanvaarding van het verzoek om over- of terugname of na de uitspraak op [hoger] beroep indien dat [hoger] beroep opschortende werking heeft [art 19 lid 3 DVo, art 20 lid 1d DVo].

Indien door een asielzoekende vreemdeling geen [hoger] beroep wordt ingesteld verstrijkt de termijn voor overdracht 6 maanden na aanvaarding van het verzoek tot over- of terugname.

Indien door een asielzoekende vreemdeling [hoger] beroep is ingesteld zonder dat een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend dan verstrijkt de termijn voor overdracht 6 maanden na aanvaarding van het verzoek tot over- of terugname omdat dat [hoger] beroep geen opschortende werking heeft.

Indien door een asielzoekende vreemdeling [hoger] beroep is ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend dan  verstrijkt de termijn voor overdracht indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen of indien niet binnen 6 maanden na aanvaarding van het verzoek tot over- of terugname uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De termijn voor overdracht verstrijkt niet indien het verzoek om een voorlopige voorziening binnen 6 maanden na aanvaarding van het verzoek tot overname/terugname is toegewezen.

Indien door de staat hoger beroep is ingesteld moet de staat tevens een verzoek om een voorlopige voorziening indienen omdat de termijn voor overdracht aanvangt met de uitspraak op beroep [zie ook EG HvJ, Petrosian t Zweden, 29 januari 2009, C-19/08].

Soms verzoekt de staat om geen gevolg te hoeven geven aan de bestreden uitspraak. Wordt altijd toegewezen. Omdat met de toewijzing van een dergelijk verzoek IMHO niet wordt bereikt dat het hoger beroep opschortende werking heeft verstrijkt de termijn voor overdracht 6 maanden na de bestreden uitspraak. De Afdeling oordeelt daarover anders [ABRS, 9 augustus 2010, 201005813/3/V3; ABRS, 5 augustus 2010, 201007263/2/V3; ABRS, 10 augustus 2010, 201007576_2_V3].

Soms verzoekt de staat om opschortende werking aan het hoger beroep te verlenen. Wordt ook altijd toegewezen. De termijn voor overdracht vangt aan met de uitspraak op hoger beroep.

De Afdeling zou rechtbanken hebben verzocht Griekse Dublinzaken aan te houden. De [voorzieningenrechter van de] rechtbank kan  verzoeken om een voorlopige voorziening aanhouden, afwijzen omdat van een spoedeisend belang geen sprake meer is of toewijzen. Bij aanhouding of afwijzing van verzoeken om een voorlopige voorziening verstrijkt de termijn voor overdracht 6 maanden na aanvaarding van het verzoek tot over- of terugname.

Een asielzoekende vreemdeling kan het verzoek om een voorlopige voorziening intrekken. Eenverzoek om een voorlopige voorziening kan altijd nog worden gedaan indien overdracht dreigt binnen de termijn van 6 maanden.

1 opmerking:

Francesca zei

Vraagje:

Heeft volgens u een interim measure van het EHRM schorsende werking in het kader van de Dublinverordening?

Een reactie posten