zondag 26 mei 2013

Opmerkelijk: ABRS, 201201602/1/V4, 22 april 2013 & 2 mei 2013

De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State heeft in een zaak met het kenmerk 201201602/1/V4 uitspraak gedaan op 22 april 2013 en op 2 mei 2013. Beide uitspraken zijn gepubliceerd geweest op de website van de Raad van State. De uitspraak van 22 april 2013 is inmiddels van de website verwijderd.

De uitspraken zijn identiek op 2 verschillen na:

In rechtsoverweging 2.1 van de uitspraak van 22 april 2013 staat ...

2.1 (...)  Om hem in zijn bewijspositie tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling van zijn aanvraag in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te kunnen verrichten, geldt ingevolge artikel 31, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) in verbinding gelezen met artikel 3.35, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en het ter uitvoering daarvan vastgestelde beleid dat de verklaringen van een asielzoeker geloofwaardig worden geacht. Werpt de staatssecretaris echter terecht een omstandigheid genoemd in voornoemd artikel 31, tweede lid, tegen, dan zal aan die voorwaarden niet zijn voldaan en zal gelet op bedoeld beleid van de verklaringen van de asielzoeker positieve overtuigingskracht moeten uitgaan om het asielrelaas geloofwaardig te achten. [ABRS, 22 april 2013, 201201602/1/V4]

... terwijl in rechtsoverweging 2.1 van de uitspraak van 2 mei 2013 het volgende staat.

2.1 (...) Om hem in zijn bewijspositie tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling van zijn aanvraag in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te kunnen verrichten, geldt ingevolge artikel 31, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) in verbinding gelezen met artikel 3.35, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en het ter uitvoering daarvan vastgestelde beleid dat de verklaringen van een asielzoeker in beginsel geloofwaardig worden geacht. Is echter sprake van een omstandigheid genoemd in voornoemd artikel 31, tweede lid, dan zal aan die voorwaarden niet zijn voldaan en zal gelet op bedoeld beleid van de verklaringen van de asielzoeker positieve overtuigingskracht moeten uitgaan om het asielrelaas geloofwaardig te achten. [ABRS, 2 mei 2013, 201201602/1/V4]

Het tweede verschil is dat de uitspraak van 22 april 2013 'Recht doende in naam der Koningin' vermeldt en de uitspraak van 1 mei 2013 niet. Sinds 1 mei 2013 doet de Afdeling niet meer recht in naam van een Koning[in].

Geen opmerkingen:

Een reactie posten