zondag 16 oktober 2011

Grenstoezicht op asielzoekers

In een uitspraak van 4 oktober 2011 over grensdetentie heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] overwogen dat een een derdelander die in persoon ten overstaan van de autoriteiten een wens kenbaar maakt om hem internationale bescherming te verlenen  daarmee rechtmatig verblijf verkrijgt in de zin van artikel 8f van de Vreemdelingenwet [ABRS, 4 oktober 2011, 201102753/1/V3, LJN BT7118].

Opmerkelijk is dat de Afdeling het ter wille van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming geraden acht om zich bij wijze van eenmalige uitzondering uit te spreken over de rechtmatigheid van de toegangsweigering.

Met een op artikel 2(2)(a) van de Terugkeerrichtlijn, artikel 7(1) van de Procedurerichtlijn en het systeem van de Vreemdelingenwet gebaseerde redenering komt de Afdeling tot de conclusie dat een in verband met niet reguliere grensoverschrijding aangehouden of onderschepte derdelander die bij een grensdoorlaatpost aan een buitengrens om asiel verzoekt en derhalve voldoet aan de voorwaarde voor binnenkomst, de toegang in juridische zin niet mag worden geweigerd.

Het op artikel 2(2)(a) van de Terugkeerrichtlijn gebaseerde deel van de redenering begrijp ik niet. De Terugkeerrichtlijn is op een derdelander die een asielverzoek heeft ingediend immers niet van toepassing. De Terugkeerrichtlijn wordt pas weer van toepassing indien het asielverzoek is afgewezen. Artikel 2(2)(a) van de Terugkeerrichtlijn staat daaraan overigens niet in de weg. In de eerste plaats omdat voor toepassing ervan tussenkomst van de implementatiewetgever is vereist. In de tweede plaats IMHO omdat van een derdelander die met een vliegtuig een luchthaven van een lidstaat een lidstaat binnenkomt niet kan worden gesteld dat hij de buitengrens van die lidstaat op niet reguliere wijze via de lucht overschrijdt [vergelijk artt 10 & 12 van de Dublinverordening, artikel 8 van de Eurodacverordening, artt 2 & 12 van de Schengengrenscode]. In de derde plaats omdat ook een derdelander die de buitengrens van een lidstaat op niet reguliere wijze overschrijdt en vervolgens door het indienen van een asielverzoek een recht om in de lidstaat te blijven verkrijgt niet meer kan worden uitgesloten van toepassing van de Terugkeerrichtlijn.

Na tot de conclusie te zijn gekomen dat een derdelander die een asielverzoek heeft ingediend de toegang niet meer kan worden geweigerd werpt de Afdeling de vraag op of artikel 3 van de Vreemdelingenwet richtlijnconform kan worden uitgelegd. De Afdeling overweegt dat op grond van Unierecht grenstoezicht op asielzoekers nog steeds mogelijk is, dat uit artikel 2(k) jo artikel 7(1) van de Procedurerichtlijn [onder het recht om op het grondgebied van de lidstaat te blijven wordt ook begrepen verblijf aan de grens of in de transitzone] en artikel 35 van de Procedurerichtlijn [een asielverzoek kan aan de grens worden behandeld] volgt dat de Procedurerichtlijn er niet aan in de weg staat dat lidstaten de mogelijkheid hebben om in het kader van het grenstoezicht asielzoekers de feitelijke verdere binnenkomst te ontzeggen en dat steun voor die lezing te vinden zou zijn in de bewoordingen 'aangehouden of onderschept wegens het op niet reguliere wijze overschrijden (...) van de buitengrens in artikel 2(2)(a) van de Terugkeerrichtlijn. 

Ook die redenering begrijp ik niet. Op asielzoekers wier asielverzoek wordt behandeld in de 'speciale' grensprocedure, die een toegangsprocedure is en niet een toelatingsprocedure, is grenstoezicht [nog] mogelijk maar IMHO is grenstoezicht  op asielzoekers wier asielverzoek wordt behandeld in de 'normale' grensprocedure niet [meer] mogelijk gelet op de definitie in de Schengengrenscode van 'grenstoezicht' [en de definitie van 'grenscontroles', 'grensbewaking', 'grenswachter' en bijvoorbeeld het bepaalde in artikel  12 van de Schengengrenscode; Zie ook Steve Peers, EU Justice and Home Affairs Law, ISBN 9780199604906, pagina 565].


Volgens de Afdeling moet artikel 3 van de Vreemdelingenwet zo worden uitgelegd dat een asielzoeker de feitelijke verdere binnenkomst mag worden ontzegd. Het is mij niet duidelijk in overeenstemming met welke bepaling van welke richtlijn  artikel 3 van de Vreemdelingenwet wordt uitgelegd.


Volgens de Afdeling moet artikel 6 van de Vreemdelingenwet zo worden uitgelegd dat een asielzoeker die de feitelijke verdere binnenkomst is ontzegd van zijn vrijheid mag worden ontnomen. Het is mij niet duidelijk in overeenstemming met welke bepaling van welke richtlijn  artikel 6 van de Vreemdelingenwet wordt uitgelegd. Het is mij ook niet duidelijk wat de meerwaarde is van artikel 6 Vreemdelingenwet nu artikel 3 van de Vreemdelingenwet zo wordt uitgelegd dat een asielzoeker de feitelijke verdere binnenkomst mag worden ontzegd. Artikel 3 van de Vreemdelingenwet krijgt daardoor immers zelf het karakter van beperking of ontneming van de bewegingsvrijheid [met dank aan mr Z]. Grensdetentie staat op gespannen voet met artikel 5 lid 1f EVRM omdat er geen grensbewakingsbelang is mee gediend. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten