zondag 13 december 2009

Gewapend conflict & uitzonderlijke situatie

De Afdeling Bestuursrechtpraak Raad van State heeft in de Elgafaji uitspraak van 25 mei 2009 overwogen dat artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn bescherming beoogt te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid aldaar een reƫel risico loopt op de in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn bedoelde ernstige bedreiging. Het gaat om een uitzonderlijke situatie ten tijde van de tot standkoming van het besluit op de aanvraag en/of in de periode onmiddellijk daaraan voorafgaand [ABRS, 25 mei 2009, 200702174/2/V2].

In het merendeel van de uitspraken in zaken waarin een beroep wordt gedaan op artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn spreekt de Afdeling over 'het door de vreemdeling gestelde gewapende conflict in' [zie bijvoorbeeld: ABRS, 25 november 2009, 200904121/1/V2; ABRS, 19 november 2009, 200907711/1/V2; anders: ABRS, 12 oktober 2009, 200808771/1/V2 ('het daar bestaande gewapend conflict')]. Die formulering lijkt erop te duiden dat de Afdeling er niet van overtuigd is dat er van een gewapend conflict sprake is en derhalve ook niet van een uitzonderlijke situatie in verband daarmee.

In ambtsberichten wordt tegenwoordig opgenomen of er in landen van herkomst sprake is van een of meer gewapende conflicten en zo ja waar. Indien een ambtsbericht geen antwoord geeft op de vraag of er in een bepaald land van herkomst wel of niet sprake is van een gewapend conflict dan zal aan de hand van informatie over gewapende confrontaties ten tijde van het tot standkomen van het besluit moeten worden beoordeeld of er wel of niet sprake is van een gewapend conflict. Niet elke lidstaat hanteert overigens dezelfde criteria voor die beoordeling, voer voor prejudiciele vragen die sinds 1 december 2009 ook door eerstelijnsrechters kunnen worden gesteld.

Stukken ter onderbouwing van een beroep op artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn blijken niet altijd [voldoende] relevant te zijn voor de beoordeling van de vraag of er ten tijde van de totstandkoming van het besluit op de asielaanvraag sprake was een gewapend conflict en van een daarmee samenhangende uitzonderlijke situatie [niet in het land maar] in de regio van herkomst van de betrokken asoelzoekende vreemdeling.

Het wordt mij uit de uitspraken van de Afdeling niet duidelijk op basis van welke criteria een hoge mate van willekeurig geweld beoordeeld wordt. Uit een uitspraak van de Afdeling van 12 oktober 2009 in een zaak waarin de Afdeling uitgaat van een bestaand gewapend conflict kan worden opgemaakt dat uit een zorgwekkende veiligheidssituatie niet [zonder meer] een uitzonderlijke situatie kan worden afgeleid [ABRS, 12 oktober 2009, 200808771/1/V2]. Uitspraken van Britse vreemdelingenrechters zijn daarover veel duidelijker, zie bijvoorbeeld een uitspraak van het Asylum and Immigration Tribunal van 19 oktober 2009 [UKAIT, 19 oktober 2009, CG [2009] UKAIT 00044].

Wat nu:
  • aantal gewapende confrontaties?
  • schendingen internationaal humanitair recht?
  • staatsfalen?
  • aantal gedode strijders?
  • aantal burgerslachtoffers?
  • aantal internally displaced persons?
  • regio of land van herkomst, binnenlands alternatief?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten