zondag 5 juli 2009

Vz ABRS, 5 juni 2009, 200903471/2/V3

Op 16 april 2009 verklaart de rechtbank 's-Gravenhage nzp Utrecht het beroep van een ongewenstverklaarde vreemdeling gegrond [Rtb DH Utrecht, 16 aprl 2009, Awb 08/28966, LJN BI2385]. De rechtbank overweegt dat de ongewenstverklaarde vreemdeling als werknemer geen rechten kan ontlenen aan het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije maar overweegt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom de ongewenstverklaarde vreemdeling als kind van zijn bipatride vader aan dat Associatiebesluit geen rechten kan ontlenen.

Zowel de Staatssecretaris van Justitie als de ongewenstverklaarde vreemdeling stellen hoger beroep in, de ongewenst verklaarde vreemdeling onder de gelijktijdige indiening van een verzoek om een voorlopige voorziening [uitzettingsverbod].

Indien na gegrond verklaring van een beroep hoger beroep wordt ingesteld dan is de voorzieningenrechter in hoger beroep bevoegd om een beslissing te nemen op een verzoek om een voorlopige voorziening [M.Schreuders-Vlasblom, Rechtsbescherming en bestuurlijke voorprocedure, 2008, 3e druk, ISBN 9789013054224, pagina 477; CRvB, 23 april 2004, 03/506 NABW, LJN AF8656; CRvB, 6 juni 2007, 07/1754 AWBZ-VV, LJN BA6895; (Update) ABRS, 29 juni 2009, 200901982/3/V1].

De voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] overweegt in de uitspraak van 5 juni 2009 op het verzoek om een voorlopige voorziening expliciet, voozover ik na kan gaan voor de tweede keer, dat de omstandigheid dat een vreemdeling ongewenst is verklaard een spoedeisend belang oplevert [ABRS, 5 juni 2009, 200903471/2/V3; 1e keer: ABRS, 27 november 2008, 200808392/2; anders: ABRS, 29 september 2008, 200707465/2].

Bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopige voorziening is een in het kader van een belangenafweging gegeven voorlopig oordeel over de uitkomst van bodemzaak van belang. De voorzitter van de Afdeling overweegt in de uitspraak van 5 juni 2009 met de standaardriedel die normaliter wordt gebruikt in het geval van toewijzing van een door de Staatssecretaris van Justitie ingediend verzoek om een voorlopige voorziening dat niet op voorhand valt uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven.

Vervolgens overweegt de voorzitter van de Afdeling in de uitspraak van 5 juni 2009 met de min of meer standaardriedel die wordt gebruikt in het geval van afwijzing van een door een vreemdeling ingediend verzoek om een voorlopige voorziening dat er geen grond is om aan te nemen dat uiteindelijk zal blijken dat de vreemdeling niet ongewenst verklaard had mogen worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten