zondag 17 augustus 2014

Bahaddar

In een nieuwe bijdrage op zijn website besteedt mr Stijn Smulders - stafjurist asiel bij het team bestuursrecht van de rechtbank Oost-Brabant - aandacht aan onder meer ontwikkelingen in de Bahaddar jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak  Raad van State [hierna: Afdeling] [ mr. A.A.M.J. Smulders, Veranderingen in de ne bis-jurisprudentie, 4 augustus 2014].

Volgens mr Stijn Smulders breekt de Afdeling in een uitspraak van 30 juni 2014 [ABRS, 30 juni 2014, 201301155] met oudere 'Bahaddar' rechtspraak waarin onder meer wordt overwogen dat
  • de vraag of er sprake is van 'Bahaddar' omstandigheden een vraag is van openbare orde die een zelfstandige beoordeling door de rechter vergt
  • de rechter pas aan de toetsing van het standpunt van de bewindspersoon toekomt nadat de rechter tot het oordeel is gekomen dat er sprake is van 'Bahaddar' omstandigheden
In de uitspraak van 30 juni 2014 overweegt de Afdeling (onder meer) over 'Bahaddar' omstandigheden en de beoordeling daarvan door de rechter:
1.4 (...) Dergelijke bijzondere feiten of omstandigheden doen zich voor, indien hetgeen de desbetreffende vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd onmiskenbaar tot het oordeel leidt dat de staatssecretaris bij uitzetting van die vreemdeling een refoulementverbod zou schenden, als neergelegd in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
1.5 De bestuursrechter dient te beoordelen of zich dergelijke bijzondere feiten of omstandigheden voordoen aan de hand van hetgeen de vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd, en het standpunt van de staatssecretaris daarover in het desbetreffende besluit. Als een standpunt als vorenbedoeld ontbreekt, moet de bestuursrechter de staatssecretaris in de gelegenheid stellen dat in een schriftelijk stuk alsnog in te nemen.


Volgens mr Stijn Smulders leidt de 'Bahaddar' toets die de Afdeling voorstaat tot een toetsing van het bestreden besluit (als daarin over de geloofwaardigheid van de verklaringen een standpunt is ingenomen) ter beantwoording van de vraag of sprake is 'Bahaddar' omstandigheden die (...) nopen tot een toetsing van het bestreden besluit.

Met mr Stijn Smulders ben ik van mening dat zo'n toetsing iets ongerijmds heeft.

De uitspraak van 30 juni 2014 blinkt niet uit door duidelijkheid omdat de vraag hoe moet worden beoordeeld of er sprake is van  Bahaddar'  omstandigheden in rechtsoverweging 1.4 [aan de hand van hetgeen de vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd] anders wordt beantwoord dan in rechtsoverweging 1.5 [aan de hand van hetgeen de vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd en het standpunt van de bewindspersoon daarover].

De uitspraak van 30 juni 2014 kan echter ook worden uitgelegd op een wijze met een minder ongerijmde uitkomst.

IMHO moet de rechter indien er sprake is van wat ik een 'arguable claim' zou willen noemen [stap 1] het standpunt daarover van de bewindspersoon beoordelen [stap 2].

Uit recente rechtspraak van de Afdeling volgt dat sprake is van een 'arguable' claim in het geval van:
  • een door de derdelander gestelde seksuele gerichtheid en hetgeen algemeen bekend is
    over het risico dat personen met die seksuele gerichtheid in Irak ook volgens de staatssecretaris
    lopen [ABRS, 11 april 2014, 201310204; zie ook asielbeleid tav Irak]
  • door de derdelander gestelde problemen met de Soedanese veiligheidsdienst [ABRS, 4 juni 2014, 201402999]
  • een door een derdelander gestelde bekering tot het christendom en hetgeen algemeen bekend over het risico dat bekeerlingen in Iran ook volgens de staatssecretaris lopen [ABRS, 30 juni 2014, 201301155; zie ook asielbeleid tav Iran]
  • een door een derdelander [van een niet kenbare nationaliteit] (gestelde) bekering tot het christendom [ABRS, 24 juli 2014, 201211720]
Of sprake is van een 'arguable claim' moet worden beoordeeld aan de hand van hetgeen een asielzoekende derdelander stelt en hetgeen bekend is over de situatie in het land van herkomst [vergelijk arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 23 juli 2013 (in de zaak MA t Cyprus, 41872/10, ro 131 jo 199-121) en 7 januari 2014 (in de zaak AA t Zwitserland, 58802/12, ro 60)] .

De website van mr Stijn Smulders is overigens een aanrader!




zondag 10 augustus 2014

EU HvJ, 17 juli 2014, Bero en Bouzalmate, en Pham; artikel 16 Terugkeerrichtlijn

Op 17 juli 2014 heeft het EU Hof van Justitie in drie zaken uitleg gegeven aan artikel 16, eerste lid van de Terugkeerrichtlijn [EU HvJ, Bero & Bouzalmate t Duitsland, 17 juli 2014, C-473/13 & C-514/13; EU HvJ, Pham t Duitsland, 17 juli 2014, C-474/13].

Artikel 16, eerste lid van de Terugkeerrichtlijn luidt als volgt:
Voor bewaring wordt in de regel gebruikgemaakt van speciale inrichtingen voor bewaring. Indien een lidstaat de onderdanen van een derde land die in bewaring worden gehouden, niet kan onderbrengen in een gespecialiseerde inrichting voor bewaring en gebruik dient te maken van een gevangenis, worden zij gescheiden gehouden van de gewone gevangenen. 

Bero & Bouzalmate
In de zaken Bero & Bouzalmate werd aan het EU Hof van Justitie de vraag voorgelegd - in mijn woorden - of voor de bewaring met het oog op verwijdering van van illegaal in een lidstaat verblijvende derdelanders gebruik kan worden gemaakt van een gevangenis indien in een Duitse deelstaat geen gespecialiseerde inrichting voor bewaring aanwezig is.  

Het EU Hof van Justitie beantwoordt die vraag ontkennend. 

Regel is volgens het EU Hof va Justitie dat voor bewaring met het oog op verwijdering van illegaal in een lidstaat verblijvende derdelanders  gebruik wordt gemaakt van speciale inrichtingen voor bewaring. Een afwijking van de regel moet strikt worden uitgelegd. [ro 25; EU HvJ, Kamberaj t ItaliĆ«, 24 april 2012, C-571/10, ro 86 (directe verwijzing); EG HvJ, Chakroun t Nederland, 4 maart 2010, C-578/08, ro 43 (indirecte verwijzing)] 


Indien in een deelstaat geen gespecialiseerde inrichting voor bewaring aanwezig is dan zal gebruik moeten worden gemaakt van een gespecialiseerde inrichting voor bewaring in aan andere lidstaat.

Pham
In de zaak Pham werd aan het EU Hof van Justitie de vraag voorgelegd - in mijn woorden - of de bewaring met het oog op verwijdering van een illegaal in de lidstaat verblijvende derdelander gebruik kan worden gemaakt van een gevangenis indien die derdelander daarmee instemt.

Het EU Hof van Justitie beantwoordt ook die vraag ontkennend. 

Volgens het EU Hof van Justitie verplicht artikel 16, eerste lid van de Terugkeerrichtlijn tot het gescheiden houden van  illegaal verblijvende derdelanders en gewone gevangenen wanneer die derdelanders niet kunnen worden ondergebracht in een gespecialiseerde inrichting voor bewaring. 

Omdat die verplichting een garantie vormt voor de eerbiediging van aan derdelanders toegekende rechten is er geen uitzondering op mogelijk. De verplichting is volgens het EU Hof van Justitie meer dat een specifieke wijze van uitvoering van bewaring van derdelanders in gevangenissen en vormt een inhoudelijke voorwaarde voor de onderbrenging zonder welke de onderbrenging niet in overeenstemming is met de Terugkeerrichtlijn.

ABRS, 1 maart 2012, 201110969
Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State [hierna: Afdeling] van 1 maart 2012 volgt dat in gespecialiseerde inrichtingen voor bewaring de bewaring van een derdelander soms kort wordt onderbroken voor de tenuitvoerlegging van een straf of een vervangende hechtenis. 

De onderbreking van de bewaring doet volgens de Afdeling  geen afbreuk aan het karakter van het detentiecentrum [ic Zaandam] als speciale inrichting in de zin van artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn.

Uit de arresten van het EU Hof van Justitie van 17 juli 2014 - in het bijzonder uit het arrest in de zaak Pham - kan worden opgemaakt dat de onderbreking in een gespecialiseerde inrichting voor bewaring van de bewaring van een derdelander voor de tenuitvoerlegging van een straf of een vervangende hechtenis niet in overeenstemming is met artikel 16, eerste lid van de Terugkeerrichtlijn omdat als gevolg daarvan  illegaal verblijvende derdelanders niet gescheiden worden gehouden van gewone gevangenen.